127

Tranen van vuur, op een dag van ijs 13. Ik riep haar, maar zij scheen mij niet te horen, of niet te willen horen, Toen klom ik tot haar op, maar gleed verder weg dan tevoren, In de putten van sneeuw, tot de meren van ijs, Totdat een oceaan mij overstroomde 14. Een golf overweldigde mij, en nu ben ik hier, Wij kunnen niet tot haar naderen, Tot het ijs zullen wij wegglijden 15. Ik smeekte tot de kennis, Maar ik gleed nog verder weg, tot een duister rivieren-gebied 16. Wij kunnen niet tot haar naderen, de afstandelijke is zij, Zij woont ver weg en hoog op de traan, Wees daarom dankbaar met elke traan in uw leven, 127

128 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication