145

17. Hij ziet de engel des doods, zo vroeg al, zich mengende in het kinderspel. Zijn bittere klauw beroert het zoete kinderhart, en plant het trauma daar. De engel des doods is hier. Ruw worden kinderdromen verstoord, moeders en vaders gillen. De engel des doods vertrekt met het kind, met de pop, ramen inslaande, deuren intrappende, baant hij zijn weg. De engel des doods is hier, waar Maria haar niet kan tegenhouden. Het is een vrouw, het gezicht van een lerares, een dokter, een arrogante blik. Ze heeft haar lange reis gemaakt vanuit de baarmoeder om toe te slaan. De oogst van de baarmoeder is bijna rijp, hier staat zij met haar sikkel en zeis, als de Zwarte Maria. Hij smeekt haar het kind te sparen, maar koelbloedig neemt zij het kind mee. 18. Onbarmhartig heeft zij toegeslagen. Bij het zien van het leed verroerde zij geen vin, koud als de dood was zij. Haar angel vindt haar weg door harten, om te verwonden. Zij sluit geen compromissen, laat zich niet omkopen. Haar zwarte klauw komt om te grijpen en te doden. Zij komt om te breken, om dat wat alreeds zwak is gemaakt mee te nemen. Ze laat woede achter, onbegrip, verscheurde gevoelens, een doorboord hart. 19. In haar doolhoven zijn we verdwaald, in haar web verstrikt. De confrontatie is onvermijdelijk. Ze laat al haar wapens zien in een reflex. Ze heeft een dodelijke wond, want eens kwam ze haarzelf halen. 20. Haar reis vanuit de baarmoeder stopt hier. Hier neemt zij haar woning. Maria draagt een zwart kleed, haar soldaten hebben zwarte helmen, en die zwarte bessen moeten gegeten worden. Hij schreeuwt, vol woede, maar ze sluiten hem op. 21. De engel des doods, als een wild en gevaarlijk beest. 22. Zij was het schilderij in zijn huis. Maar ze had haar betekenis 145

146 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication