166

18.Oh, gij die Bosse tot heerseres heeft, gij zijt machtig, want gij hebt uit haar kan geschonken, en gij hebt uit haar waterput heil geschept. 19.Oh, gehoorzame, die de kennis volmaakt, gij die Bosse tot uw staf heeft, gij bent dan de zalige. 20.Gehoorzame, zoon van Bosse, gij die tot haar tabernakel en tent bent gekomen, en gij die uw eigen tent hebt opgericht. Gij die zaligheid hebt gevonden aan haar kusten. Het steken heeft u diep doorkliefd. 21.Zij dan die heerst over de nachtjaren is een woest beest. Ja, vanuit het oer is zij gekomen, om de dagen te herstellen. 22.Gehoorzame, zoon van Bosse, gij die tot haar tabernakel bent gekomen. Gij die zaligheid hebt gevonden aan haar kusten. Het steken heeft u doorkliefd. 23.Weest uw moeder, Bosse, getrouw. Bewaak dan de schatten van uw moeder, die ze u heeft gegeven. 24.Bouw voort op het werk dat uw moeder gevestigd heeft, als een trouwe werker. 25.Heb dan veel ruimte voor uw moeder. Gebeden tot Bosse 26.Wij zegenen onze vijanden in de kennis van Bosse, en leggen hen in uw hand. Spreek tot ons woorden van kennis. Wij gaan samen met u door de duisternis. Daarin bent u geheiligd, oh geheimenis van Vur. Gij bent het die het paradijs draagt, als de pilaar van Vur. 166

167 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication