17

8. Toen hij weer wakker was was hij aan een paal gebonden. Het bleek de paal met de varkenskop te zijn. De varkenskop was vlak boven hem. 9. Hij wordt wakker in zweet. Hij had alles maar gedroomd. 10. Op een nacht kon hij niet meer verder. Hij moest hier weg. Hij rende het bos in, zijn huis achterlatende. 11. Na een lange tijd rennen kwam hij aan bij de indianenstam. Hij smeekte of hij daar kon wonen. 12. Hij voelde zich verscheurd tussen twee werelden. Hij leek steeds depressiever te worden, en er bleek geen kruid tegen opgewassen te zijn. Op een dag werd hij naar een indiaanse vrouw gebracht. Zij liet hem ruiken aan wat rode veren, en gaf hem een medicijn. Toen bond ze de rode veren in zijn haar. 13. 'Het grote geheim is wat jij moet zien,' zei ze. 'Ik zal jou op een tocht nemen door het bos naar het grote geheim.' 14. Ze gingen heel diep het bos in, langs meren en heuvels, tot een plaats waar de wilde dieren waren. Ook hier was een meertje. Nu zouden ze het meertje overzwemmen. Na een tijdje kwamen ze aan bij een struik die over het meertje hing. Vlakbij was een grot. Ze nam hem diep in de grot. Ook in de grot was een meertje. 15. 'Kom mee,' zei ze. Het was een soort tunnel die toen begon te draaien. Ze leken in een heel nieuw bos te komen. Hij voelde een band om zijn hoofd komen, en stralen kwamen naar binnen om zijn hart te voeden. 17

18 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication