184

Honderd duizelingen, laten mij dalen, in haar bed, en haar paarden liggen daar, om verhalen te vertellen. 14. Als duizend duizelingen, om te dwalen in haar bossen. 15. Duizend duizelingen, ik val steeds weer in slaap. Maar mochten zij het eens verstaan, dan begint het liedje van voren af aan. 16. Duizend duizelingen, toe, neem mij mee. Mijn hoofd wordt zwaar, ik voel de pijlen. Zij willen mij splijten, mijn hart doorboren. Onder het gele spelen zij. 17. Ik ben hun spel niet meer. Ik wil het niet meer wezen. Toe, neem mij mee. Oh, zegel dit gedicht, opdat zij de boodschap niet kunnen zien. Ik kan niet rechtuit spreken, want een duistere gestalte staat naast mij. 18. Diepgaande belevenissen turen door het raam. Ik kijk naar jou, jij kijkt naar mij, 184

185 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication