223

voelde. Ik probeerde vrede te krijgen met deze zwakheid. Het was vreemd zaad. 7. Ik kon nooit heersen. Mijn krachten sijpelden altijd weg. Het was als spasme. Ik was de sterkste en de zwakste op hetzelfde moment. Het was alsof iets me stak de hele tijd, iets diep van binnen, zodat ik nooit zou oprijzen tot heerschappij. 8. Het leidde mij naar de wildernis, de grote woestijn, waar ik na dagen in de bloedende zon kwam tot een nederzetting. Mijn huid was brandende. De heldere witte stenen van de nederzetting waren groot. 9. Ik hoorde het geschreeuw van kinderen komende vanuit de nederzetting. Ze schreeuwden in rijdende kooien. Ik voelde mij zwak, en viel neer. Toen ik wakker werd was ik in een tempel. De pilaren waren helder wit. Nog steeds was er het gehuil en geschreeuw van kinderen. 10. Ik voelde me leeg. Ik kon niet denken. Het was alsof iets mijn laatste krachten had genomen. Ik zonk weg in mezelf. Het visioen ging uiteindelijk weg van mij en ik bevond me weer in de woestijn. Ik wist niet waar ik moest gaan, maar dat wat in me leefde zou mij leiden. Ik vroeg me af waar ik was, maar toen vergat ik alles. Het was brandende in mijn hoofd, en het bracht slaap en vergetelheid. 11. Ik wachtte op de nacht. Ik wist niet wat ik zag. Ik zag gevaarlijke, grote zwartblauwe panters. Ik zag hen met kinderen in hun bekken. De panters brachten de kinderen tot een vuur. 12. Maar snel bevond ik mij weer in de woestijn. Het was duister in de woestijn, met tekens van bloed in de lucht. Mijn visioenen speelden spelletjes met mij. 223

224 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication