241

62. JANNAH 1. Donker van huid is zij, als de tenten van Kedar. Dit zijn de paradijselijke tenten van de duisternis, de tabernakel in de diepte. 2. Zij is een bron van het paradijselijke zaad. 3. Diep in de ziel ligt het hart, de plaats van honger en kennis. Hier worden wij met Haar verenigd, met de Wet. Zij is als een wapenrusting. 4. De loonwerker keert terug naar de naaktheid, en gaat in ballingschap door armoe. 5. Zij grijpt hem, en brengt hem naar de onderwereld. Zij brengt hem tot haar moeder, om zo tot het hart van de onderwereld te komen. 6. De weg van de heilige ziel is ascese en armoe. Hierdoor komt de loonwerker tot de levendmakende bronnen van de Ziel. 7. De levende ziel die in het paradijs werd gegeven betekent : door kastijding en armoede, als de honger van het heilige vasten, tot horen en gehoorzamen komen, 8. Leven is het zijn in de rauwe, natuurlijke staat, volbloed, ongemengd, als een stromende rivier. 9. De loonwerker werd geplaagd door dromen en visioenen die hem angst aanjoegen. Dit was zo erg dat hij de 241

242 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication