258

7. Een vader onderricht zijn kind in tederheid. 8. Hoe zullen wij opgaan tot de nacht ? 9. Door het dromen kunnen we de dag niet bereiken. 10. De dag is vergrendeld achter hoge poorten. 11. Een kind speelt achter een hek, niet bewust van de gevaren. 12. Een moeder onderricht teder de vader. 13. Zij gaan op naar de nacht. 14. Door het dromen wordt de dag uitgesteld. 15. Kinderen spelen in het veld. 16. Zij kennen de gevaren niet, zij zijn op een tocht naar de nacht. 17. Hoe zullen wij komen tot de nacht, 18. Wanneer beesten de stad hebben omsingeld, en kinderen de gevaren niet kennen ? 19. De nacht houdt zich diep verscholen in de wildernis. 20. Nacht, ik wil u kennen. 21. U brengt slaap, en zoete droom. 22. U bent het dromenzoet, strelende mijn gehemelte. 23. Uw tederheid is wat een mens verlangt. 24. Diep verscholen bent u. Hoe zullen wij opgaan tot de nacht ? 25. Alleen zij die kennis hebben kunnen u volgen. 26. Zij komen tot de diepe nacht en tot de ochtendkusten. 27. In een nachtgezicht zijn zij. 28. Zoveel dromen zijn er voor ons vergrendeld. 29. Wij spelen aan de andere kant. Wij kennen de gevaren niet. 30. Alleen zij met kennis kennen de nacht. 31. Wij zijn omsingeld door beesten. Hoe zullen wij opgaan tot de nacht ? 258

259 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication