26

5. HET BEEST 1. Hij voelde zich weer zweven tussen hemel en aarde. Hij had gewoon weer dat vreemde gevoel dat hij geen controle meer had over dingen. Vroeger voelde hij zich altijd zo machtig, alsof hem niets kon overkomen. Hij wist altijd alles bij anderen klaar te spelen. Maar nu ... hij voelde zich ontzettend machteloos. 2. De dag erna is hij ziek, en blijft op bed liggen. Hij voelde zo heet aan, en was zelfs een beetje aan het ijlen. 3. Een paar dagen later is hij weer beter, maar het ijlen is er alleen maar erger op geworden. Hij kon alles weer doen, maar hij zei telkens dat hij nu ergens anders was. 4. Robotten zijn wij, machines, en wij moeten de aarde klaar maken voor de installatie. 5. Hij gaat vaak tekeer als een woest beest. Hij is onberekenbaar geworden. 6. 'Wat heb ik toch met al die malloten te maken,' gromt hij in zichzelf. 'Ik wil niet langer deel zijn in die poppenkast ... Ik ben alles en niets.' 7. Na een tijdje valt hij uitgeput tegen een boom in slaap. Als hij wakker wordt vraagt hij zich af waar hij is. Hij kan zich niets meer herinneren. Het laatste wat hij kan herinneren is dat hij van zijn werk terugkomt, alsof hij zweeft tussen hemel en aarde. 8. Hij heeft ineens zoveel succes in zijn manier van vertellen, en ziet de dingen zo helder, niet alleen om de indringende en boeiende betogen, maar ook vanwege zijn gevoeligheid. 26

27 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication