263

14. Tot de oorlog doet zij hem ontwaken, Tot de jacht doet zij hem afdrijven, Het vaandel van de stad zal niet in hem zijn 15. Zijn wapens zijn moed en goede werken, En in de nacht neemt Zij hen allen af, Om hem te leiden tot de spiegelende wateren van de duisternis, Waarin hij zijn ziel zal verliezen aan Haar diepere geheimen, Aan Haar borst is hij, Zij voedt hem op in tegenstellingen 16. In de diepte van het Woord troont Zij, In de diepte van de Kennis heeft Zij Haar woning, Vanuit het ijs breekt zij voort, Een roofdier des hemels is Zij 263

264 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication