28

Hij had een vreemde ziekte, waarin hij vaak flauwviel, en vaak kon hij moeilijk praten. Ook had hij vaak last van verkrampingen, en dan kon hij zich vaak niet bewegen. 2. De jongen had een obsessie als het op bomen aankwam. De volgende nacht had de jongen weer dezelfde droom. Nacht na nacht kwamen de dromen terug, en zelfs overdag. Hij werd er erg moe van. 3. Het was over een streng bewaakte stad onder de grond, die uitliep in het bos. Boven de grond kwamen aanslagen op grote schaal voor. 4. Bij de schuilplaats aangekomen werd hij naar een speciale afdeling gebracht. Hij kreeg een ruime kamer toegezegd, maar al snel kwam hij erachter dat het een val was. Hij kon zijn kamer niet meer uit. Op de muur was een scherm, als een soort televisie. 5. 'Voor de veiligheid hebben wij uw kamer op slot gedaan. Dit is maar voor even. We willen eerst een aantal dingen van u weten.' 6. Hij kreeg een klein appartementje in een ander deel van de ondergrondse stad, waar hij met een soort van metro naartoe werd vervoerd. Het was er erg donker. Alles was erg stoffig en droog. De buurt was ook duister, en de lift in het gebouw was oud, en leek hem zelfs gevaarlijk. Er zat geen alarm bij, dus wat zou er gebeuren als de lift vastliep. 7. Na wat verkenning kwam hij weer terug in z'n donkere appartementje. Er lag een brief op tafel, waarop stond dat als hij betere voorzieningen wilde, dan moest hij lid worden van iets, zij die langs de huizen zouden gaan om leden te werven. 8. Ditmaal kwam hij in een lichter deel van de ondergrondse stad terecht. Hij kreeg een ruim appartement, en er waren gezamenlijke gangen en zalen waar hij medebewoners van dit stadsdeel kon ontmoeten. Hij wist zeker dat er onder de anderen ook lieden tussenzaten die net als hem noodgedwongen waren hier te komen. 28

29 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication