297

8. Op mijn bureau lagen de oorlogs-spelletjes die ik had gekocht. Ik had er een paar gespeeld, wat misschien de reden was dat ik zo vreemd had gedroomd. Ik had ze gespeeld op de computer. Ik was bang ze nog verder te spelen, maar eigenlijk was ik ook nieuwsgierig. 9. Ik zat op een hoog oorlogspaard. Het paard was van steen en begon te steigeren, ergens op een marktplein. Ik viel er vanaf en had een grote hoofdwond. Een kind sleurde mij naar een huis. De moeder van het kind legde mij op een bed. Ze verzorgde mijn wond. De moeder was bang dat ze haar huis zou verliezen, dat ze de huur niet meer zou kunnen betalen. Midden in de nacht trok ze mij mee naar de kelder, en via de kelder kwamen we in een ondergrondse wereld. Hier moest ze jagen voor geld, maar de jacht ging niet goed. Ik hielp haar, maar voordat ik het wist injecteerde ze mij, en ik begon in vee te veranderen. 10. Ik werd wakker in zweet. Ik staarde naar de oorlogs-spelletjes. Nog steeds vond ik ze interessant, en was ik nieuwsgierig. Ik voedde mijzelf haast niet. Ik was helemaal bezeten van die oorlogsspelletjes. 11. Zij was de Heerin van de hyena's. Op een oorlogs-paard ging ik tot haar. Ze sprong op mij, en stak mij. Ik raakte verlamd. Ze stopte mij in een kooi. Ze voedde mij haast niet. 297

298 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication