310

Terwijl ze zichzelf op de mistbanken had neergezet, Als een roos vol honing, die andere wereld die zij aanbad 25. Ik kan hier niet wonen, Ik kan het niet, Ik ben er niet, en terug kan ik ook niet ... Nooit meer terug, Nooit meer die ene gedachte 26. Te ver weg is zij, als de lente weggevlogen zomer bracht zij mij, ik heb het niet verstaan, ik dacht dat ze al weg was 27. In een rivier zinkt zij, tot de avondgloed, sprak haar woorden over mij, 310

311 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication