35

kwamen. De indiaan nam hem mee naar zijn stam, en riep iets. Vanuit alle kanten kwamen indianen. De jongen wist niet goed waar hij in terecht was gekomen. Hij hoopte maar dat hij snel weer wakker zou worden. 46. Was hij de gevangene van een drug ? Was het gewoon één van de patronen van ervaring, of was het een gevaarlijk iets dat hoe dan ook uitgebannen moest worden. Maar door wie ? En wie zei hem dat dat dan realiteit zou zijn ? Wat was nou de echte realiteit ? Of was de realiteit een opsomming van hoe je dingen beleefde ? Dan had iedereen dus een andere realiteit. Waar moest hij naartoe ? Of was hij juist echt tot leven gekomen ? Niemand wist het, en niemand kon het hem vertellen. 47. Hij probeerde zich te herinneren of hij drugs had gebruikt. Ja, hij had dat gedaan, maar dat bleek een droom te zijn. En het was een droom in een droom. Als een draaiend iets wat telkens terugkwam. Of was hij misschien echt het slachtoffer van experimenten van buitenaardse wezens ? Of was het juist zijn ontsnapping. Waren zij zijn redders ? 48. Dat hij altijd weer kon ontsnappen in een andere droom. Iets was nooit echt helemaal waar, en dat begon hij steeds meer te beseffen ... alles was niets dan een hardnekkige droom ... zo hardnekkig, met allerlei vertrouwelijke gezichten ... met iets dat hij 'familie' zou kunnen noemen. De delen van de familie waren de hardnekkigste elementen uit die chronische droom, want die delen bleven bij je, ook al koos je ervoor om ze stukje bij beetje te verwijderen uit je leven. 49. Je kon wel uit je familie gaan, maar hoe kreeg je je familie uit je weg. Het waren diepe littekenen, als tatoeages van bomen. Ze waren te diep in je geworteld om je diepere betekenissen te laten zien. Het waren de verborgen delen van je ziel, waar je een eigen voorstelling van had gemaakt ... de bomen. 35

36 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication