363

7. Dit is het diepere hart van het paradijs, het duistere hart. Dit halssnoer is om de nekken gelegd. 95. HET HARDE 1. Zij droeg het raadsel van de schoonheid. 2. Ik was nog maar een jong kind. 3. Maar natuurlijk had ik geen plaats in haar hart. 4. Voor haar was ik maar een nummer. 5. Ze liet me gaan. 6. Ik herinnerde het moment waarop ze mij voor het eerst zag. Ze had ogen, gecalculeerd, hardvochtig. Ik was bang voor haar, en tegelijkertijd bewonderde ik haar. 7. Ik sloofde mezelf voor haar uit, om een hogere rang te krijgen in haar koninkrijk, en op hetzelfde moment vroeg ik mij af waar ik mee bezig was. 8. Het was zowel buigbaar als onbuigbaar. Je kon het niet manipuleren. Zelden had ik een koppiger geheel gezien. Ik bleef maar gefixeerd op haar. 9. En het raadsel van de schoonheid in haar was allesverwoestend en traumatiserend. In de nacht was zij een storm van angst. Ze was een vrouw van tegenpolen, ze had een duister gat. Haar legermachten vreesden haar. Ik kon mij niet verzetten tegen haar. 363

364 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication