388

99. DE KANNIBALEN 1. Hij had dwang neuroses. Hij had zichzelf niet in de hand, en zei alles wat in zijn gedachtes opkwam. Vaak was hij stil, maar dan kwamen de buien ineens opzetten, als stormen, als de winden van bloed. Hij had een duister verleden wat hiervoor verantwoordelijk was. Hij was vroeger gedwongen, en telkens weer speelde dit in zijn hoofd af. Hij hield geen blad voor de mond. Dit was zijn leven. 2. Hij was een vechtersbaas, en hij wekte een speciale angst op bij de mensen die hem zagen. De buien maakten hem achteraf erg moe. 3. Als hij zulke dwang neuroses had, dan was hij wreed, ook in zijn taalgebruik, ook naar hemzelf toe, en dan vertelde hij weer wat ze hem hadden aangedaan. 4. Hij was nu met een andere vrouw, die goed voor hem zorgde, maar zij was vaak weg. Zij werkte in een speelgoed-winkel. Dit waren de dagen na de scheiding. Het was een dieptepunt in zijn leven. Het was alsof zijn leven stilstond. De vrouw die nu voor hem zorgde had een vriendin die vaak bij hem was. Langzaamaan trokken deze twee vrouwen hem uit de diepe put. 5. Hij was dankbaar en kon weer van het leven genieten. 388

389 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication