445

57. Egau was een harige jongen, ruig en wild. Soms probeerde hij met mij te vechten, maar dan riepen de anderen hem terug. Hij was erg sterk, net iets sterker dan ik. Ik zou het vast en zeker verliezen in een gevecht. Maar voor nu waren de anderen mijn bescherming. Dagau was erg zorgzaam voor mij, zo zorgzaam dat hij er vaak voor werd gestrafd door de vrouw. Op een dag was het haar genoeg, en nam zij hem weg. Hij werd in een kooi gestopt, ver weg van het jongenskamp. De vrouw zou hem uithongeren als straf voor dat hij medelijden en zorgzaamheid had vertoond. Ik voelde mij erg schuldig, want het was door mij dat hij nu opgesloten zat. Ook de anderen werden vaak streng door haar toegesproken wanneer ze mij beschermden tegen Egau. Het kon elk moment misgaan. 58. Wanneer de vrouw sliep ging ik altijd even naar de kooi van Dagau om hem gebraden vlees van ijsvarkens te brengen. Dat was ver buiten het kamp. Ik moest altijd zorgen dat ik op tijd weer terugkwam, maar ik wilde Dagau ook niet alleen laten. Hij was immers zo goed voor mij geweest. Maar op een keer ging het goed mis. Ik had net het vlees tussen de tralies doorgestoken, toen er van achteren ineens een mes op mijn keel werd gedrukt. Het was Egau. Ik probeerde mij los te worstelen, maar het mes begon mij te bezeren, dus ik stopte. Ik moest me aan Egau overgeven. Hij bond mijn polsen achter mijn rug. Hij wilde dat ik voor hem zou knielen, en dat ik zijn slaaf zou zijn. Dagau begon hem verschrikkelijk uit te schelden, maar kon niets doen. 'Met jou reken ik ook wel af,' sprak Egau spottend. Dagau krijste bijna, gillend. Maar toen werd hij stil. 59. Als de vrouw hem zou horen, dan zou het niet best voor hem zijn. Hij wist dat hij op het randje van de dood zweefde met zijn gedrag, of misschien van iets ergers. Hij wilde in ieder geval niets riskeren, en zag met lede ogen toe hoe Egau mij als gevangene voerde naar het 445

446 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication