452

86. De slavenkaravaan ging richting een grote stad in de woestijnachtige vlakte. Josu was de naam van die stad. De slavendrijvers spraken tegen mij in een taal die ik niet verstond, maar plotseling spraken ze in mijn taal. Ik zou in de stad verkocht worden, zeiden ze tegen mij, terwijl ik nog steeds aan het piekeren was over hoe ik precies op deze planeet was gekomen. Het laatste wat ik me herinnerde was dat ik erg moe was, en in slaap viel. Ik werd wakker op deze planeet. 87. Josu was een stad van gladiatoren. Ook werd er vee verkocht en slaven. Ik werd ergens aan een paaltje gebonden, en werd al snel van alle kanten bekeken. Ik probeerde los te worstelen, maar ik kreeg een klap met een zweep. Ze sloegen door totdat ik bewusteloos raakte, en toen ik weer bij mijn bewustzijn kwam besloot ik me rustig te houden. Ik ging met een dame mee die in de rimboe woonde. Zij had mij gekocht voor drie schillingen. Zij was zeer schaars gekleed, en had een donkere, lichtbruine huid. Al gauw werd het me duidelijk dat zij tot een stam van wilden behoorde, en dus niet alleen was. Ik werd omsingeld door andere vrouwen die mij bekeken. Ook keken ze in mijn mond. Ik werd geslagen totdat ik bloedde, en werd toen alleen gelaten, vastgebonden aan een paaltje voor gevangenen. 88. Ik hoorde ze in de verte lachen. Ze gingen naar hun tenten en hutten, en sommigen zaten bij een kampvuurtje. Ik kreeg voor lange tijd niets te eten, maar ze gaven mij vreemde melk te drinken, waarvan ik me nog zwakker voelde. Het had nogal een vreemde uitwerking op mijn lichaam. Ik kon hun geroosterd vlees ruiken, totdat het water in mijn mond liep, maar ze gaven mij niets. Soms kreeg ik wat dikkere melk, maar het was niet echt voedzaam. Het leek mij nog hongeriger te maken. 452

453 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication