495

moord, een plaats van horror, als een effectief wapen van zelfverdediging. 16. Nooit meer wilde hij een robot zijn. Hij wilde vrij zijn, en zou deze vrijheid koste wat het koste bewaren en verdedigen. Geen enkel wezen vertrouwde hij. Geen enkel wezen liet hij te dicht bij zich komen, tenzij hij zich oppermachtig voelde. Tenzij hij zich trots voelde. Het roosje getatoeeerd op zijn arm was zijn laatste aandenken aan de geleerden en het vreemde pak waar ze hem in hadden gehesen. Maar op een dag sneed hij met z’n dolk het roosje uit z’n arm. Brullend van de pijn dook hij in het water. Toen hij bovenkwam zag hij een vrouw met lang haar in het water naar hem kijken. Ze had een glimlach, en plotseling wist hij niet wat hij moest doen. De vrouw deed hem aan zijn familie denken, en er was iets in hem wat hem tegenhield haar pijn te doen. De vrouw zwom naar hem toe, terwijl hij in een vreemde shock raakte. Ze raakte zijn arm aan en er ging electriciteit door hem heen, als loeiende, spuitende en kokende sirenes. 17. Hij wist niet wat er gebeurde, maar de vrouw had macht over hem. Hij wilde haar geen pijn doen. Ze pakte hem vast, en de man schrok. Plotseling begon de man te brullen, en kwam zo snel mogelijk uit het water. Hij was in de war. En het leek wel alsof hij niet meer wist wat hij moest doen. Uiteindelijk rende hij weg. 18. De vrouw rende achter hem aan. ‘Ik kan je helpen !’ riep de vrouw. 19. Maar de man was veel te bang dat zij door de geleerden was gestuurd. De man greep naar zijn hoofd en begon in paniek te gillen. Hij wilde dit niet. Hij wilde dat hij de vrouw nooit had gezien, en dat zij hem nooit had gezien. Plotseling had hij zich niet meer in bedwang. Greep een mes, en wilde haar vermoorden. Het was al te ver gegaan. Hij zou niet met deze vreemde herinnering in zijn hoofd kunnen leven. Ze moest dood. Ze had teveel gezien, en was te 495

496 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication