568

3. De kleine jongen groeide op, maar vergat het witte kasteel nooit. Alsof leeuwen daar wandelden, altijd gingen zijn gedachten er naar terug. 4. Zijn gedachten waren meesterlijk, zijn honger was rijp, zijn staar ongrijpbaar, onbegrijpelijk. Zijn fantasieen waren kalm. 5. Hij schreef een boek over mensen. Hij schreef een boek over de winden, en de wolken. Hij was een eenling. Op een dag stond het witte kasteel te koop. Hij aarzelde geen moment en kocht het. Toen begon zijn leven op te bloeien. 6. Niemand had verwacht dat het zo snel zou gaan. Grenzen waren aan het vervagen. Hij hield het geluk in zijn hand, trillend. Hij was bang het weer te verliezen, maar de kennis kalmeerde hem, stelde hem gerust. Zij was in zijn gedachten als de witte thee, in een prachtige witte jurk als bloesem. Ze was een plaatje. Zo zag hij haar altijd, als het getij van witte chocolade. 7. Diep van binnen wist hij dat het een leugen was, de manier waarop hij met haar omging. Het had altijd iets onechts. Het was alsof ze het maar acteerden, een poppenspel. Maar hij had van haar genoten, en zij van hem. 8. De leugen regeerde, ook in het nieuwe land. Het was een kunst, als het raadsel der waarheid. Van binnen voerde hij een oorlog, maar ook dat was slechts schijn. Hij was een man van maskers. 9. Het witte kasteel maakte een denker van hem, een filosoof, en in het land was er hervorming na hervorming. En daar bleef het allemaal niet bij. Nee, sprookjesachtig moest het zijn, al was het allemaal maar een leugen. 10. Zijn droom was een paradijs, en hij wilde dat verwezenlijken. Er moest een einde komen aan het trauma van de waarheid. Ze hadden 568

569 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication