96

13. Een rijkere natuur ontvouwde zich voor mij. 14. Zij schenen zich niet om een god te bekommeren. 15. Zij werden voortgestuwd door de familie. 16. Het verloor zijn betekenis geheel. Niemand wist meer wat het was. 17. Niemand kon mij nog stoppen. Zij was mijn innerlijke wond. Zij ontdeed haarzelf van kleding, 18. Zij was het geheim. Zij leefde diep binnenin. Haar vellen lagen op de grond. Zij had een speer in haar hand, en zou de tent bewaken. 19. Ik kwam in mijn oude huis toen ik uit dit schilderij was gestapt. En het leek in de verste verten niet meer op wat het was. En wie had het geschilderd ? Het was een beroemd schilderij. 20. Ik werd wakker en ging naar de bibliotheek. Ik las boeken en raakte gehypnotiseerd. Ik stapte in het boek, of werd erin gezogen, en gleed weg. Schilderijen vlogen om mij heen. Ik ging een stenen trap op, waar ik haar zag staan, mijn innerlijke wond, met een mes en een speer. Ook had zij een boog met pijlen. Alles begon te draaien. Ik had geen kracht meer om op te staan. Ik was opgesloten in het boek. Ik nam het boek mee naar huis, en weer begon alles te draaien. Het was een betoverend boek. 21. Ik vond het boek gevaarlijk, en bracht het terug, maar ik kon mijn weg er niet meer uitvinden. 96

97 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication