Dat de werker voortkwam uit een maagd is een symbool van de adoptie. Calvijn stelt heel terecht dat we niet helemaal moeten opgaan in de dankbaarheid naar dit voorbeeld van de werker toe, alhoewel het belangrijk is ons te richten op de hogere, geestelijke werker, maar tegelijkertijd zijn we ook geroepen deze werker zelf te zijn door de vrucht te verzamelen en te ontvangen. Deze werker zou zich onderwerpen aan het kruis, zich laten onderwijzen door de tucht, om zo niet overmoedig naar de wapens te grijpen en anderen te onderdrukken vanwege zijn eigen tuchteloosheid, kruisloosheid en leerafkeer, wat in principe gewoon een welvaartsziekte is. Alleen keiharde studie, door de tucht te aanvaarden als leermeester, doet de mens overwinnen. Studie, studie en nog eens studie, maar dit komt voort vanuit de leegte, vanuit de honger, dus het is niet een vleselijke studie, maar een geestelijke studie, en die is in het verborgene. Ook hierin moet de mens zijn grenzen kennen. De mens moet komen tot de grensgevoeligheid, tot halal. In de lagere aardse gewesten is alles erop gericht om te bedriegen en te bedonderen. Daarom moet de mens niet stoppen met studeren anders komt de mens er door om. Hosea 6 6 Want in liefde heb Ik behagen en niet in slachtoffer, in kennis van God en niet in brandoffers. Natuurlijk mag het geen lippendienst zijn, en daarom wordt er ook gesproken van bekering als het ware offer. Het gaat dus veel dieper. Dat is de ware soberheid. Het woord vertaald in liefde is in het hebreeuws checed, wat zowel zorg als tucht betekent. Zorg voor jezelf, maar tuchtig en disciplineer jezelf ook, oftewel wees sober. Dat is ook de daadwerkelijke zorg naar anderen toe. Het is het grootste offer om jezelf op te stellen in dienst van het zorgen voor de natuur en voor anderen, wat begint met het zorgen voor jezelf. Als je voor jezelf zorgt kan dit ook doorstromen naar anderen, en die zorg is ascetisme, jezelf onderwijzen, niet jezelf te buiten te gaan. Je bent als moeder aangesteld over jezelf. Zo kan dat ook doorstromen naar anderen. Dat is het ware offer. Van Leeuwen stelt dat deze uitspraak een treffende parallel heeft in de egyptische wijsheid van Meri-Ka-Re (ca. 2100 v. Chr.): 'Aangenamer is in God's ogen het oprechte karakter van hart dan de offer-os van de boosdoener.' (p. 141) Want in eeuwige tucht, eeuwige zorg, checed, heb Ik behagen en niet in slachtoffer, in kennis van Mare en niet in brandoffers. In het boek Hosea krijgt de stam Efraim er flink van langs. Calvijn noemt in zijn commentaar op Hosea de mens ongelovelijk dom wanneer de mens door erediensten die niet door God werden goedgekeurd zichzelf toch overtuigd God te vereren, en als door een duivelse betovering dan ook nog eens een behagen hebben in hun dwaasheden. Het staat er gewoon zwart op wit. Calvijn waarschuwt de mens, maar de mens luistert niet, want de mens is onder die duivelse betovering waarover Calvijn spreekt. Het is als spreken tegen een muur. De duivels betoverde mens is van zichzelf overtuigd en heeft ook nog eens hierdoor een welbehagen in zijn eigen dwaasheden. Wat kun je dan het beste doen ? Huilen of lachen ? Ik zou de hele dag wel door kunnen lachen of huilen om deze dingen, maar dan is er de noodzaak van onderwijs. En onderwijs heeft een zekere strengheid naar het vlees. Het probeert nog wat van dingen te maken zonder in allerlei lach en huil gezwelg te volharden. Ik zou zeggen : er is voor alles een tijd. Er is een tijd van lachen en huilen, maar veelal is er een tijd voor streng en sober onderwijs. Dat is iets van de asceten. Ze gaan niet al lachend of huilend door het leven, maar het komt zeker zo nu en dan langs. Zeker weten. De asceet lacht en huilt, maar het meeste nog is hij betrokken bij streng en sober onderwijs. Vaak lijdt de asceet in de stilte, om het tot sieraad te strekken, er iets van te maken, het te verdiepen, ermee te werken.
26 Online Touch Home