78

om hem heen, maar wat rondbazelden en roekeloos leefden. Hij was in gevecht met deze sirenen. Hij was in gevecht met de nephilim. Michael Jackson ook. Ze zijn nu beiden weg, maar hebben hun erfenis achtergelaten. Wij hebben de tachtiger jaren nodig om er doorheen te komen. Er werden eeuwige principes geopenbaard. De wilde jongens waren gekomen, waarvan Burroughs had gedroomd. Zij gingen met 1984 op de vuist. Ze waren geliefd door de jeugd, want zij voelden dat iemand voor hen opkwam. Ze waren hele machtige figuren in de tachtiger jaren, veel machtiger dan zomaar wat politieke, fletse figuren, en daarom werden ze ook zwaar vervolgd, op allerlei manieren, wat al in hun prille jeugd begon, omdat ze anders waren. Ze kwamen uit een andere wereld. Prince zong over het einde der tijden, wat hij de paarse regen noemde, het mengsel tussen bloed en lucht, en dat was een dichterlijk verschijnsel. In zijn eerdere albums sprak hij er al over dat er invasies zijn geweest van toeristen op aarde die de wereld hebben ondergelopen, die alleen maar hier kwamen om door de lens van een camera te leven, en zo hun kinderen bedriegen met aards genot, dat de liefde niet meer wordt geleerd (zie zijn nummer ‘Sexuality’). hoofdstuk 67 de omgekeerde wereld De mens is trots, loopt te blaffen en bluffen over zijn vlees eterijen, en maakt iedereen belachelijk die hem een halt toeroept. Kom niet aan zijn heilige speelgoed, zijn heilige huisjes. Daarom moesten Prince en Michael Jackson het ook ontgelden, en vele geestelijken. De mens bewaakt zijn ingebeelde terrein met nog meer inbeeldingen. Het is een waanparadijs waarover de mens zich heer en meester waant. De mens heeft zichzelf tot God, tot afgod gemaakt, en wordt door geen enkele kennis verhinderd. Hoe kan dat ? Och, ziet u, dit is de omgekeerde wereld buiten het paradijs. U moet hier de geestelijke strijd en jacht aangaan om te overleven. hoofdstuk 68 het tijdperk van de hoer LETTERLIJK zijn ze dronken van bloed, hen die nog steeds vlees eten. Ze zijn dronken van het bloed van de martelaren en de heiligen, en van de dieren, ook van de kinderen. Nu de plagen zijn gekomen drinken ze het nog steeds. Ze zijn dronken. Ik heb de hoer gezien. Ze veegt haar mond af en spreekt : ‘ik heb niks gedaan.’ Het is allemaal het oervlees. Ze rijdt op het beest van het oervlees, en ze is bewapend met de oerzonden, en strijdt tegen de profeten. Klaagt hierover, oh volk, opdat gij het teken van God moogt ontvangen, en niet onder hetzelfde

79 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication