9

Heeft u weleens nagedacht over de hemelse rivier, hoe die zal stromen ? Hoe het door de hemelse bossen heenloopt en langs de hemelse woningen en door de hemelse woonplaatsen ? Heeft u er weleens over nagedacht hoe dit vruchtbaarheid bewerkt in de levens van hen die daar wonen ? Oh, ik wil u aansporen om de dingen van boven te zoeken en niet de aardse dingen. Het goede nieuws is dat we naar de dingen van boven mogen toegroeien, en dat de hemelse rivier ons ook tegemoet komt. Als een waterval komt het naar beneden, maar waar is die waterval ergens ? Heeft u daar weleens over nagedacht ? Soms lijken alle poorten van de hemel wel gesloten te zijn, en is er niets om ons heen wat maar in de verste verten op de hemel lijkt. Kent u die momenten ? Er zijn momenten dat wij ons zwak en hopeloos voelen, ook machteloos, dat we misschien het wel zouden kunnen uitroepen : ‘Waar gaat dit heen ?’ Maar nu is het juist zo dat het zaadje eerst moet sterven om te kunnen groeien. Eerst gaat de mens diep de aarde in en moet zich door al die verslavingen heenworstelen. De mens is verslaafd aan de aarde, en moet verschrikkelijke heren dienen. De mens is hierdoor verzwakt en kan niet meer opkomen vaak. Vaak zijn de gewichten te zwaar, en wordt de mens bedreigd. Maar weet u wat nu het mooie is ? De tiende psalm van het nieuwe psalmenboek gaat juist erover dat de hemelse rivier ons tegemoetkomt in onze zwakte. Juist in onze zwakte mogen wij tot de hemelse wateren komen, en mogen wij gevoelig worden voor de plaats waar deze hemelse waterval de aarde raakt. Juist in onze zwakte zijn wij sterk, want hierin kan de hemel zich ten volle openbaren. Daar mogen wij open voor staan. De hemelse rivier kent de weg. Laten wij daarom wel open staan voor de hemelse rivier om ons te leiden. Laat het maar door je heenvloeien, en volg het maar. Waar een wil is is een weg. Maar laten we hierin dan niet het slechte en onze verslavingen gaan goedpraten. We moeten niet kritiekloos worden naar de dingen van de aarde. De hemelse rivier wil ons ook toerusten en bewapenen. Het zal niet zonder slag en stoot gaan. De psalmist zegt namelijk in de eerste drie verzen van deze psalm : ‘Breek de ketenen van mijn geweten, waar vissen van mij hebben gegeten. U ziet de ketenen van mijn hart. Uw warmte heeft mij overrompeld, Uw kracht heeft mij de bergen doen verstaan. Laat mij niet bloot staan voor mijn vijanden. Bedek mijn hoofd met Uw hemelse gordel.’ De psalmist doet hier een beroep op de oorlogshemel. De psalmist draait er niet omheen, stelt het niet beter voor dan het is. hoofdstuk 5 gebieden In de dagen dat de goden nog op aarde leefden was Sjoe op aarde. Zij konden zich snel verplaatsen en hadden geen voertuigen van node. In het huis van de voorouders klaagde een meisje dat een voorouder haar iets had aangedaan, maar toch was ze droevig dat hij was overleden. Haar moeder was Aurel, en haar nichtje was genaamd Carole. Zij waren van de stamlijn van Sjoe. Achter mijn huis werd er soep verkocht, en aan de zijkant was er een grote weg, met tussenwegen en zijwegen. De grote weg maakte scheiding tussen gebieden.

10 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication