92

gespietst aan de boom door de leugen van de slang, of de leugen van het zwijn, doorboord door de zwijnenslagtand. Paradeisos is Grieks voor jachtvelden. Adam, Damu, was in een worsteling met het zwijn van de oerleugens, van de oerzonden, en werd hierin eerst doorboord, en daalde zo af in de onderwereld. In de Septuagint, het Griekse Oude Testament, ging het over de hof van Edom, Edem, niet Eden, dus het wees op Ezau. Als we het over Ezau hebben, over Edom, dan hebben we het over de wilde jacht die de mens moet voeren op het oervlees. Ezau, Edom, het wijsheidsvolk, was een beeld van het paradijs, de Paradeisos. Dit grijpt allemaal heel diep. Ezau kwam tot Jakob en moest alles afleggen, zijn status, zijn titel, zijn eerstgeboorterechten, om zo tot het rode te komen, als een beeld van de dood door de slagtand van het zwijn. Toen Damu tot de onderwereld ging in de Mesopotamische religie moest hij bij elke poort iets afleggen, totdat hij helemaal naakt was en in gevangenschap en slavernij tot de eeuwige duisternis, opdat hij nooit meer zou kunnen terugkeren tot slavernij aan het oervlees. Dit gebeurde door de zwijnenslagtand. Alleen zo kon het zwijn van het oervlees overwonnen worden. We zien dit ook nog terug in het verhaal van Jezus en de zwijnen, waarin hij de zwijnen in de zee liet storten om daar te verdrinken. Dat is een symbolisch beeld. Ishtar werd tot Easter, tot pasen, wat het hele proces laat zien van de schepping vanuit de afdaling in de onderwereld. We hebben het dan over de worsteling met het zwijn, als we het over het pasen hebben, en het doorboord worden door de zwijnenslagtand ter besnijdenis van het oervlees. We hebben het dan over de diepere vóórchristelijke geheimenissen van Bethlehem. Uiteindelijk bracht dit Damu-Tammuz tussen de borsten van Moeder God om de hemelse melk te ontvangen. We kunnen daarom zeggen dat de mesopotamische religie heel dualistisch was. Ja, het ontspoorde, wat uiteindelijk leidde tot het westerse christendom, maar er was ook een pad doorheen, wat ook door Israel heenliep, en wat de nieuwe bijbel weer terugbrengt. Moeder God die in de Bethlehemse wildernissen dwaalt, op zoek naar haar zoon. Dat gaat veel verder en veel dieper dan zomaar de stal waarin het kindeke Jezus werd geboren. Velen komen niet verder dan dat. Ze gaan niet geheel de weilanden door totdat ze het bos bereiken. Ze zijn misschien wel op het smalle pad, al dan niet zelf gemaakt, maar ze hebben het eeuwige touw niet gevonden. Daar zijn ze niet naar op zoek. Ze hebben immers de Jezus-afgod. Ze hebben een stalletje gekocht in de stad, en denken dat ze er zijn. Ze willen het eeuwige touw niet, want dan zouden ze moeten worstelen met het zwijn van het oervlees en dan zou hun eigen geliefde, beminde, dierbare en kostbare vlees eraan gaan. Niemand mag aan hun heilige stalletje komen. Moeder God dwaalt alleen in de diepe Bethlehemse wildernissen en onderwerelden op zoek naar haar zoon. Bij elke poort van de onderwereld moet je iets afleggen, totdat je naakt bent, dus daarom volgen velen haar niet. Ze hebben liever imitatie. Alles in hun leven is imitatie. Ook het smalle pad is imitatie. In de Bethlehemse wildernissen en onderwerelden, ver van het klassieke stalletje van kindeke Jezus vandaan, worden alle valse lichten gedoofd. Je komt daar niet ver met allerlei fabeltjes en menselijke overleveringen en tradities. Je moet het allemaal afleggen bij de poort.

93 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication