30

even donker is dan zie je niets. 'Dit gebeurt er als je slaapt,' zei de vreemdeling. 'Je doet er niets voor, je maakt het niet, maar het is er toch. Het is het nooit gemaakte. Het gebeurt als je droomt. Het kan ook komen als je vergissingen hebt gemaakt, of per ongeluk fouten. Heb je dat weleens meegemaakt dat iets per ongeluk kapot ging, en dat je toen iets beters ervoor in de plaats kreeg ? Of dat je een verkeerde weg was ingegaan en iets vond of iemand tegenkwam wat je nooit had willen missen, en die je anders nooit tegen zou zijn gekomen ? Dat zijn de betere fouten. Dat is ook het nooit gemaakte. Het kwam door vergissing, of misschien zelfs door een ongelukje.' Die nacht sliep Elwin zo lekker. Hij droomde over het nooit gemaakte, over de de bol die donkerder was dan donker, zo diep in de aarde, waardoor al het leven kwam. Het werd niet gemaakt, maar het kwam ergens anders vandaan, gewoon door verbonden te blijven. Elwin wilde verbonden blijven. Hij wilde het zo graag dat hij huilde. Hij wilde vrucht dragen. En door zijn tranen voelde hij de bol in zich komen, in zijn hart. Ja, het nooit gemaakte, het verbonden blijven, wat was dat wonderlijk. Daardoor groeide en bloeide alles. Het ging vanzelf. En Elwin werd de volgende ochtend blij wakker. Er waren nog steeds tranen in zijn gezicht, en tranen in zijn mond. En toen Elwin die dag naar buiten ging waren er allemaal vreemdelingen in monnikenpijen met kappen, en zij gingen de straten over, en zij zongen liederen over het nooit gemaakte. Het nooit gemaakte was zo goed, dat het nog nooit in een mensenhart was opgekomen, want het was boven denken. Het kwam van ergens anders, en het was nu gekomen. Ook Elwin kreeg een monnikenpij met een kap, en ging mee met de stoet. Er was ook een muziekkorps bij. Ook de muzikanten hadden monnikenpijen met kappen op. Elwin ging met de grote stoet langs het bos zo de bloemenvelden door, alhoewel het heel traag ging. Steeds meerderen kwamen erbij. Ze hadden een boodschap te vertellen. Het was een eeuwig evangelie, een goede boodschap, wat nog nooit eerder in iemand was opgekomen, maar nu was het er. 'Hey, pssst,' zei de monnik die naast Elwin liep in de stoet. Elwin herkende het gezicht van Sandra. Haar moeder was er ook bij. Sandra glimlachte, en gaf hem toen een knipoog. Einde

31 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication