127

toe, ook al was zij vaak weg, en las ik vaak boeken. Het leek wel alsof er onzichtbare banden tussen ons waren, en hoe minder we elkaar zagen, hoe sterker die band werd. Het was alsof zij tot mij sprak en mij onderwees door de boeken. Op een dag moest zij voor een langere tijd weg. Ze zou op reis gaan. Ik mocht zolang in haar huis wonen. Waar kon ik anders naartoe ? Ik hoopte maar dat het boertje en Helga ook goed terecht waren gekomen na de overstroming. Er was een drang in mij om te onderzoeken. Ik kon niet stil zitten. Ik las en ik las. De dagen vlogen voorbij. Op een dag kwam haar pleegvader binnen. "Is ze er niet ?" vroeg hij. "Ze is op reis, kapitein," sprak ik. De kapitein ging zitten, en ik gaf hem wat te drinken. Hij deed verder heel aardig. "Zeg kerel," sprak hij, "weet jij van het vissersschip, het verhaal van het vissersschip ?" "Wat bedoelt u precies ?" vroeg ik. "Het is een lied," sprak hij, en hij begon te zingen. De man zong maar door, en hij stopte niet meer. Ook begon hij steeds harder te zingen. "Als dat maar goed gaat," dacht ik bij mezelf. Ik 127

128 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication