52

Opeens sloeg het mannetje een andere kant op. We gingen richting een bos, maar ook het bos kwam steeds verder weg te liggen. Ik was zo moe van het lopen geworden na een tijdje. "Laten we hier stoppen," klaagde ik. Niemand zei wat. Iedereen liep door, terwijl ik steeds meer achter begon te raken. Ik kon hen niet meer bijhouden. Ik begon harder en harder te rennen, maar hoe harder ik rende hoe verder ze van me vandaan waren. Ik schreeuwde en riep, maar niets hielp. Ik kon niet meer verder, en besloot toen te gaan zitten. Ik kon mijn ogen niet meer open houden. Na een tijdje viel ik in slaap. Ik werd even later wakker in het paleis, in een kamertje, in een bed. Ik wist niet hoe lang ik had geslapen. Door het raam kon ik het strand zien en de zee. Een grotere nar kwam binnen. Ik begon rechtop in het bed te zitten. "U moet de tweede grap zijn," sprak ik. "Hier glijdt altijd alles weg," sprak de nar. Hij had een staf met een grote knop in zijn hand. Hij wees op mij ermee. "Wie bent u ? Aangekomen, of nog steeds in dromenland ?" Ik legde uit wie ik was, en de nar begon te knikken. "Komt vaker voor, komt 52

53 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication