65

Maar ik wees op de kapitein. "Kunnen we niet beter bij hem blijven ?" vroeg ik. "Hij heeft mijn leven gered, en hij lijkt me een soort van tovenaar." "Ben je besuikerd," sprak het boertje plat. "Dat is de vierde grappenmeester. Hij heeft de vorige drie grappen gemaakt. Hij brengt mensen in de grootst mogelijke problemen, en speelt dan de grote redder. Je wilt toch niet nog een keer zo'n ritje maken ? Kom mee, het schip is in een haven aangekomen." Het boertje trok me op, en trok me mee uit de kamer. We liepen de gang uit en kwamen toen bij de uitgang van het schip. Over een loopbrug kwamen we in de haven. "Vaarwel, schip," sprak het boertje. We kwamen op een kade waarlangs wat cafeetjes stonden. "Hier moeten we zijn," sprak het boertje. Overal liepen piraten rond, en soms piratenkapiteinen. Sommigen hadden houten of metalen benen. Ook hadden sommigen papegaaien op hun schouders, of andere paradijselijke vogels, of sommigen liepen rond met kooitjes waarin vogels zaten. Sommige kooitjes leken van goud te zijn. Het leek wel op een piraten-haven. Ik vroeg me af of we wel veilig waren. Het boertje trok me in een café. 65

66 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication