helemaal niet vreemd van op, Het was alsof ik haar al jaren kende. Kijk door het raam, zei ze. Ik keek naar de bomen, naar de prachtige natuur, naar haar tuin, zo weelderig. Ook op zolder stonden rieten spullen. Hier wil ik dat je slaapt, zei ze. Er stond een bed met een deken op de matras. Het was verder een eenvoudig zolder. Ik wil dat je me wat uitlegt, zei ze … Maar toen werd ik wakker. Het was maar een droom. Ik dacht na over vroeger. Ik kende geen Moulderie. Ik vroeg me af wat het betekende. Ik dacht aan haar prachtige sandalen. Hoe zou een mens zoiets kunnen bedenken ? Het was hemels, en ook haar tuin. Misschien was ik wel in de hemel geweest. Ik liep toen naar wat boekjes die ik van een tante had geërfd. Ik had ze nog nooit gelezen. Ze lagen in een doos. Tot mijn grote verbazing ging het eerste boekje wat ik eruit greep over Moulderie. Ik begon als een razende te lezen. De letters duizelden voor mijn ogen, alsof ze tot mij sprak, alsof haar hand door de letters weer naar mij reikte zoals in de droom. Was ik wel echt wakker ? Ik greep naar mijn hand en kneep, maar voelde niets. Nee, ik had niet het idee dat ik echt wakker was. Toen werd ik eindelijk wakker. Ik had wel net wat boekjes geërfd van een tante, en ik begon ze allemaal te lezen, maar nergens ging het over Moulderie … (Eerder verschenen in : De Onkrant, Verzamelingen, nr. 6) ________________________________ DE OMWEG Er was een vluchtroute, een omweg, om de gebouwen heen. Het was hier weelderige natuur, aangewezen door een kind. ‘Ja, maar hij is nog maar een kind,’ werd er gezegd. ‘Ja, maar wat dan nog ?’ Het was een natuur verlichting van binnenin, heel subtiel, en het kind had daar de sleutels voor. Het was een bijzonder kind, en toen ze op de plaats aankwamen waar het kind altijd verbleef was het kind al weg. De lucht was vochtig, tropisch, vol natuur. Er was hier iets gebeurd. Men zocht naar het kind, maar het kind was nergens te vinden. Later vonden ze hem bij een rivier. ‘Hier moeten we verder,’ zei het kind, en wees naar een waterval. Er was daar een gangpad. Toen ging iedereen daar doorheen. Het bleek dat het kind de waarheid had gesproken, en daarom groeide het vertrouwen in het kind meer en meer. ‘Welk kind is het ?’ vroeg men. Er waren nu veel meer kinderen. Ook leken ze veelal op elkaar en zeiden dezelfde dingen. Toch was er verschil, groot verschil. Ze maakten een omweg. Niemand ging rechtsstreeks op het doel af. Dat zou te gevaarlijk zijn, en groot bedrog. Nee, het was iets literairs, een hemels gegeven. Deze kinderen waren genezers en wegwijzers. Om de gebouwen heen, niet van de gebouwen weg. Nee, het pad liep hier ergens doorheen. (Eerder verschenen in : De Onkrant, Verzamelingen, nr. 6)
11 Online Touch Home