8

‘Waarom niet ?’ vroeg het geitje. ‘Heb je die messen gezien ?’ vroeg de ene wolf weer. De wolven maakten het op een lopen. ‘Zie, ze zijn allemaal bang voor me,’ zei het geitje. ‘Je raaskalt,’ zei moeder geit. De slagers grepen toen het koppige geitje en gaven het aan het jongetje, die het touw weer om de nek van het geitje bond. ‘Zo,’ zei de slager van het jongetje, ‘en nu niet meer loslaten. Dit is de laatste keer.’ ‘Begrepen, vader,’ zei het jongetje. En de vader en moeder van het geitje ? Die waren alweer naar hun huis gevlucht. Ze wisten dat ze niks konden beginnen met het koppige geitje. En zo ging het koppige geitje mee met het jongetje, naar de stad. Ze kwam daar in een tuin terecht met hoge hekken, en moest in een hok slapen. Op een dag groef ze een gat onder het hek door en is toen naar huis gegaan. ‘Het is bij jullie toch net iets beter,’ zei het geitje. Einde ________________________________

9 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication