6

'Ja !' riep een dikke vrouw van achter een tafel, en iedereen lachte nog harder. Ze gierden van het lachen, en sommigen waren aan het schaterlachen. Ze kwamen niet meer bij. De jongen keek hen vreemd aan, en toen keek hij naar zijn vader. 'Waarom lacht u niet met hen mee dan ?' vroeg de jongen. 'Omdat,' lachte de herbergier, 'omdat hij niet van de pap heeft gegeten.' Toen lachten ze allemaal nog wel harder, en nog doller en dwazer. 'Wat voor pap ?' vroeg de jongen. 'De Drokelaarse pap !' riep iemand. 'Ik ken die pap niet,' zei de jongen. 'Mag ik het eens proberen ?' Nog steeds bulderden ze van het lachen, en het leek alleen maar erger te worden. 'Niet zo goed voor jou, jongen,' zei iemand. 'Je bent nog erg klein.' 'Ja,' zei vader, 'er zitten bessen in die pap waar je nogal dronken van wordt, dus doe maar niet.' 'Maar ik wil ook lachen, vader,' zei de jongen. 'Ach, we lopen zo wel even langs het toneelspel op straat,' zei vader, 'dan kun je ook lachen.' 'Ja, maar ik wil net zo hard lachen als de mensen in de herberg hier,' zei de jongen. 'Dat heb ik nog nooit eerder meegemaakt.' Vader nam de jongen weer mee naar buiten, en bracht hem naar het toneelspel op straat, maar de jongen kon er niet om lachen. Die nacht kon hij niet slapen, want hij moest telkens weer aan de pap denken. Midden in de nacht dacht hij dat hij zijn ouders weleens hard hoorde lachen, dus misschien hadden ze het wel in huis. Hij sloop zijn bed uit, ging de trap af, en toen de keuken in. Overal in de keukenkastjes begon hij te zoeken. Ergens op een pot stond 'Drokelaarse pap'. 'Dit moet het zijn,' zei hij tegen zichzelf en begon gulzig ervan te eten. Maar er gebeurde niets. Teleurgesteld ging hij weer naar bed. Zijn vader nam hem daarna niet meer mee naar de herberg, en zo begon de jongen steeds meer de herberg en wat daar gebeurd was te vergeten, en zo ook de Drokelaarse pap. Toen hij wat ouder was geworden kwam hij op een dag een boer tegen op het zanderige pad tussen twee weilanden in. De boer begon direct te lachen. 'Zit u me nu uit te lachen ?' vroeg de jongen. De boer begon alleen maar harder te lachen. 'Neem me niet kwalijk, kerel,' bulderde de boer van het lachen. 'Ik had net wat Drokelaarse pap gegeten in de herberg.' 'Oh, maar dat heb ik ook weleens gegeten,' zei de jongen, 'maar er gebeurde niets.' 'Je moet die van de herberg hebben, kerel,' zei de boer. 'Daar zitten Drokelaarse bessen in. Die van de winkel is pap zonder bessen.' 'Verrek,' zei de jongen. 'Dan ben ik dus al die tijd bedrogen geweest.' De jongen slenterde naar de herberg en ging er naar binnen, maar niemand lachte. 'Drokelaarse pap, graag,' zei de jongen. Maar de herbergier schudde zijn hoofd. 'Ik heb net het laatste verkocht,' zei de herbergier, 'en nu gaat het uit de handel.' 'Maar waarom ?' vroeg de jongen. 'Het werd te dol en te bont,' zei de herbergier. 'Ach, nog één keer dan,' klaagde de jongen. Maar de herbergier was niet om te kopen en bleef bij zijn standpunt. 'Ga de Drokelaarse bessen zelf maar zoeken,' zei de herbergier. 'Waar vind ik die ?' vroeg de jongen. De herbergier haalde zijn schouders op. 'Alstublieft, zeg het me,' zei de jongen. 'Boven op de gang moeten er nog wat liggen,' zei de herbergier. De jongen wilde direct naar boven rennen, maar de herbergier hield hem tegen. 'Je bent geen gast,' zei de herbergier. 'Ik ben wel een gast,' zei de jongen. 'Ik ben toch hier gekomen voor pap ?' 'Ja, maar je hebt geen kamer gehuurd,' zei de herbergier. 'Alleen zij die een kamer hebben gehuurd mogen boven komen.' 'Goed,' zei de jongen, en huurde een kamer. 'Kamer zeventien,' zei de herbergier. De jongen stoof naar boven, en begon overal te zoeken naar de Drokelaarse bessen, maar hij vond niks. Teleurgesteld ging hij weer naar beneden. 'En ?' vroeg de herbergier. 'Niks,' zei de jongen. 'Heb je al op kamer zeventien gekeken dan ?' vroeg de herbergier. 'Alleen maar op de gang,' zei de jongen, die weer naar boven ging. Hij ging de kamer op, en begon daar te zoeken. Eindelijk vond hij een pot Drokelaarse bessen in de kast. Hij keek naar de bessen, maar durfde ze niet zomaar rauw op te eten, en ging zo terug naar de herbergier. De herbergier lachte toen hij eraan kwam, en begon daarna te bulderen van het lachen. Ook de jongen begon te lachen. 'Alleen als ik ze al zie,' zei de herbergier. 'Maar waarom stopt u er dan mee,' zei

7 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication