drama queen gemaakt. Het woord van het oervlees is drama, want drama verkoopt, maakt jaren ziek op bed gelegen. Hij kon niet naar school, en kon niet buiten spelen. voortdurend slachtoffers. Het hemelse woord is filosofie, geen domzinnig roddelblad. Het hemelse woord is diepte, en heeft zijn eigen drama en tragedie, maar dit wordt uitgevoerd in psalm en proza. Ook is Sraosha, de stem van het geweten, de gids en beschermer van de armen. Het is het idee van hemels loon. Hij wordt ook wel Sorush genoemd, en strijd tegen de Druj, de leugen, het valse loon, het loon van het oervlees. Het Woord is het eeuwige touw, wat alleen maar komt als loon. Dit is waar het Sraosha principe aan verbonden is. De haan is dus de wachter van het huis der psalmen, en de mensheid moet klaar komen met dit geheimenis. Ga diep de tempels in, stop niet waar anderen stoppen. Ga diep tot de fundamenten en de verborgen bronnen. Blijf niet stilstaan, want overal om je heen zie je mensen in zombies veranderen, omdat ze genoegen nemen met alles wat om hen heen is, van de gevestigde orde. Die orde gaat vallen, wanneer wij komen tot de bron. ________________________________ HET POICHOID ZOUT De Orkaan maakte scheiding tussen mensen. Het was gekomen, en mensen zweefden boven de zee. Zieken werden genezen, verlamden, blinden, doven, ernstig zieken, en ze werden tot een andere planeet genomen door de orkaan. Het was de planeet Poichoid, een zeeplaneet met alleen maar eilanden. Het was een woeste planeet. Een jongen zweeft boven de zee. Hij was blij dat het gekomen was. Hij had De orkaan bracht het poichoid zout van de planeet, met rijke mineralen, en het had het voedsel bevrucht. Het opende het zenuwstelsel. Het bracht de mens bovennatuurlijke gaven. De jongen had dat altijd al, maar hij was ziek, zwaar ziek, en voelde zich hopeloos, machteloos. Hij wist dat het zou komen, en nu was het gekomen. De Orkaan maakte scheiding tussen mensen. Een heleboel werden achtergelaten. De Orkaan kwam alleen voor een select genootschap. Het poichoid zout was voor velen dodelijk. Velen konden er lichamelijk niet tegen en werden er zwaar ziek van. Er was niets wat ze konden doen tegen de Orkaan en het poichoid zout. Het was te sterk en het was overal, als een buitenaardse invasie. De Poichoid planeet riep haar kinderen terug, die zij eens uit had gezonden. De jongen was er één van. De jongen lag in het warme water vlakbij een eiland. Daar had de orkaan hem gebracht. Hij werd door een paar natuurvrouwen uit de zee getrokken als een vis. ‘Snel,’ zeiden ze, ‘want de wazen zijn op jacht.’ De wazen waren een soort vissen. De jongen keek hen aan in hun ogen. ‘Ik heb over jullie gedroomd,’ sprak hij. Ze hadden donkere ogen, net als hem. Hij was niet meer zwaar ziek, maar koortsachtig en zwak. Hij rilde. Ze namen hem mee naar een hut. Hij kon gelukkig lopen. ‘Poichoid heeft je genezen,’ zei één van de vrouwen. ‘Het poichoid zout sterkt de mens.’ De jongen knikte. ‘Ik heb van deze planeet gedroomd, voor zo lang,’ sprak de jongen. Maar het eiland begon onder te lopen. De zee bracht haar woeste golven. ‘De wazen zijn aan het jagen,’ spraken de natuurvrouwen. Ze namen hem naar een boot. Ze moesten naar een eiland wat hoger lag. Maar het werd een gevecht met de wazen, die grote, bijna doorzichtige vissen met hoge ruggen. Ze trokken de boot in de diepte. Het schip werd vermorzeld, en de jongen vroeg zich af waarom hij was gegaan. Hij bevond zich op een schip. Er was storm. Er waren hoge golven. De wazen hadden hem te grazen genomen, en daarom hallucineerde hij. Daarom had hij deze dromen, maar het waren nachtmerries. Er werd naar hem geroepen, en hij zag mensen hozen. Uiteindelijk werd hij wakker op een bed. Een vrouw in een witte jurk stond aan zijn bed. ‘Welkom op de planeet Poichoid,’ sprak ze. ‘Hoe ben ik hier gekomen ?’ vroeg de jongen. ‘Door je dromen,’ sprak de vrouw, ‘door het zout van Poichoid.’ ‘Ja, maar de wazen …’ sprak de jongen. ‘Die zijn hier niet,’ sprak de vrouw. De jongen werd weer duizelig en gleed weg. Tranen biggelden over zijn wangen, en hij zweette. Er was alsof iets de hand op zijn mond of keel had gelegd. Hij kan niet goed spreken of helder nadenken. ‘De wazen,’ stamelde hij. ‘Nicht,’ zei de vrouw, ‘die sein hier nicht. Sprach nicht.’ Hij knikte. Hij ijlde in wartaal. ‘Ze hebben me te pakken,’ zei hij.
6 Online Touch Home