5

Weet u waar u woont? door: Klaas van der Veen U, als bewoner van Horizon en het Oude Buurtje, bent o.a. woonachtig in de Kruislaan, Ter Veenlaan en de Dr. Nanningastraat. Het is voor ons logisch dat straten, lanen, dreven of hoe ze ook maar heten mogen, namen dragen. Het is ook ronduit ingewikkeld als je iemand moet zien te vinden waarvan je niet de straat en het huisnummer weet. Toch was dat wel de situatie zoals die was in de Haarlemmermeer tot het jaar 1913. Voor de “hoofdwegen“ waren reeds in 1855 de namen vastgesteld. In 1913 volgden de eerste straatnamen. Er ontstond destijds een lijst met in totaal 63 namen. Voor die tijd waren er al wel in de volksmond de nodige namen in omloop. U moet zich realiseren dat de Haarlemmermeer in die tijd nog maar weinig inwoners telde, men doorgaans dicht bij elkaar woonde en dat er nauwelijks over grotere afstanden werd gereisd. Het dagelijks leven voltrok zich vooral binnen de eigen directe omgeving. Als we ons beperken tot de eerder genoemde straat of lanen rond Horizon hebben we als eerste de Kruislaan. Uiteraard is die vernoemd naar de reeds in 1855 benoemde Kruisweg en de Kruisvaart, namen die al bestonden toen het huidige Hoofddorp nog Kruisdorp heette. De naam Kruislaan deed in 1913 zijn intrede. De Ter Veenlaan ontleent zijn naam niet aan de grondsoort “veen“ zoals al eens in Horizon werd beweerd. De naamgever is Professor Henri Nicolaas ter Veen, die werd geboren in de Amsterdamse Jordaan en leefde van 1883 tot 1949. De inpoldering van de Haarlemmermeer was ver voor zijn tijd. Ter Veen begon in 1901 als onderwijzer in Amsterdam en werd door verdere studie in 1910 leraar aardrijkskunde in het Middelbaar Onderwijs. Na een vervolgstudie promoveerde hij in 1925 cum laude op het proefschrift “De Haarlemmermeer als kolonisatiegebied“. Daarna werd hij lector aan de Universiteit van Amsterdam in de “Landbeschrijving en de sociale en economische aardrijkskunde“. In zijn proefschrift beschreef hij het kolonisatieproces zoals zich dat destijds in de nieuw gevormde Haarlemmermeerpolder had voltrokken. Een proces dat uitmondde in een grote hoeveelheid moeilijk oplosbare problemen. Na de drooglegging verkocht de Nederlandse overheid de aangelegde kavels aan particuliere kopers buiten de Haarlemmermeer en daar hield de bemoeienis van de overheid op. Deze nieuwe landeigenaren gingen in de meeste gevallen niet zelf hun grond exploiteren maar zochten pachters voor hun nieuw verworven akkers. Een meer betrokken overheid had, volgens ter Veen, veel sociale ellende kunnen voorkomen. In de pas drooggevallen polder heersten drinkwaterproblemen en daardoor besmettelijke ziekten, grote armoede, prostitutie, drankmisbruik en criminaliteit. Planologie kende men nog niet, huizen werden vooral op kruispunten gebouwd, iets wat anno 2018 nog steeds zichtbaar is. De conclusie van Ter Veen: in de nieuw in te richten Zuiderzeepolders moeten we lessen trekken uit wat in de Haarlemmermeer fout is gegaan. In de in 1930 als eerste drooggevallen Wieringermeerpolder, met 20.000 hectare iets groter dan de Haarlemmermeerpolder, ging het inderdaad allemaal anders. Deze polder kende uitsluitend pachters, de overheid bleef de grondeigenaar en bepaalde daarmee wie voor een pachtbedrijf in aanmerking kwam. Dezelfde overheid zorgde voor de landbouwschuren en de daarbij behorende woonruimte, voor arbeiderswoningen, de aanleg van dorpen, scholen, kerken, de nodige middenstand en een goed georganiseerde gezondheidszorg. 4

6 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication