13

op één lijn 32 3e uitgave 2008 geïntegreerde eerstelijnszorg. Mede ingegeven door de waan van de dag en de druk van buitenaf wordt de SGE voortdurend gevraagd, uitgedaagd en soms gedwongen te participeren in allerlei projecten. De SGE wil echter structureel werken aan kwaliteitsbeleid en meer sturend optreden als het gaat om innovatie. Hoe zorgen we ervoor dat onderzoeksresultaten gebruikt worden? Waar de zorgverleners meer moeten innoveren, moeten de wetenschappers meer implementeren. CVZ en ZonMw inventariseerden gezamenlijk in november 2007 in het rapport “Tijdelijke toelating van veelbelovende innovaties tot het pakket”, hoe het kan dat veel zorginnovaties uiteindelijk stranden. Zij geven aan dat subsidiegevers van bijvoorbeeld doelmatigheidsonderzoek een optimale validiteit van het onderzoek (meestal gerandomiseerd experiment) vereisen. Hiervoor is specifieke onderzoeksexpertise nodig, die niet aanwezig is bij zorgverleners. Dit stimuleert een spilfunctie van de onderzoeker en het zorgt ervoor dat zorgverleners in dit proces afhaken. Doordat de zorgverleners buiten spel staan bij de toekenning van onderzoeksgelden herkennen zij zich uiteindelijk vaak niet in de onderzochte innovaties. De innovaties bieden vaak geen oplossing voor de problemen die zij ervaren. Hierdoor worden wetenschappelijke projecten eenmalige en kortdurende projecten, met als uiteindelijke opbrengst een wetenschappelijke publicatie, maar geen verbeterde zorg. Om het gat naar de praktijk te dichten wordt daarom vanuit de overheid een steeds dringender beroep gedaan op wetenschappers om de toepasbaarheid van hun onderzoek te vergroten. Logische samenwerking Voor structurele toetsing en de ontwikkeling van zorginnovaties, heeft de SGE een onderzoekspartner nodig. Voor onderzoeksgegevens en know-how over de dagelijkse zorg, heeft de UM een zorgpartner nodig. Samenwerking lijkt dus vanzelfsprekend. Het fundament voor samenwerking in Eindhoven ligt er al, in de vorm van de SMILE-studie. Het SMILE-onderzoek (www.SMILE-Eindhoven.nl), dat gebruik maakt van de medische data en vragenlijsten. Verschillende vakgroepen zijn vanaf het begin betrokken bij de SMILE studie. Belangrijke vakgroepen die participeren in de SMILE-studie zijn huisartsgeneeskunde, gezondheidsvoorlichting, medische sociologie, epidemiologie en zorgwetenschappen. De vragenlijsten worden jaarlijks verstuurd aan een groot deel van de patiënten van de SGE. In de vragenlijsten ligt de nadruk op leefstijl en psychosociaal functioneren. Hoogleraar Huisartsgeneeskunde Job Metsemakers en hoogleraar gezondheidsvoorlichting Hein de Vries zijn de projectleiders van SMILE. Logistiek wordt het project gecoördineerd door Ben van Steenkiste en de wetenschappelijke coördinatie is in handen van Mark Spigt en Marjan van den Akker. SMILE onderscheidt zich van veel andere registraties door de mogelijkheid om medische gegevens te koppelen aan gegevens uit vragenlijsten. Alle huisartsen die aangesloten zijn bij de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE) hebben de informatie over hun patiënten geautomatiseerd. Zij houden de medische gegevens (klachten, diagnosen, verwijzingen naar specialist en voorschrijven van medicijnen) van al hun patiënten bij met een zogenaamd Huisarts Informatie Systeem (HIS). De huisartsen binnen de SGE werken allen met hetzelfde computerprogramma (Medicom®). Met behulp van dit informatiesysteem registreren de huisartsen de relevante zorggegevens. Voor het SMILE onderzoek wordt twee maal per jaar een deel van de gegevens uit de gezondheidscentra anoniem opgeslagen in een centraal databestand van de Universiteit Maastricht. De SMILE data-infrastructuur biedt unieke mogelijkheden voor rapportages en publicaties over de stand van zaken met betrekking tot kwaliteit van zorg bij een bepaalde aandoening. Bovendien kan de dataset gebruikt worden bij de evaluaties van de effectiviteit van zorginnovaties. Zorginnovaties kunnen gefaseerd binnen de SGE worden ingevoerd. Na verloop van tijd kan de interventie geëvalueerd worden en als zij effectief blijkt, kan worden overgegaan tot implementatie. Stand van zaken Met behulp van een investering vanuit de UM en de SGE is het mogelijk om deze onderzoekslijn vlot te trekken. Deze investering was noodzakelijk aangezien het erg lastig is om financiering te krijgen voor het ontwikkelen van innovaties. Pas als er een mooie innovatie ligt, zullen financiers geïnteresseerd kunnen worden. Het komende jaar zullen we met deze investering op allerlei gebieden innovaties ontwikkelen. Zo is Luc Gidding, met een vliegende start door het Kootstra-fellowship, begonnen met het ontwikkelen van een zorginnovatie op het gebied van depressie. Via zowel kwantitatieve als kwalitatieve analyses moet duidelijk worden waar de knelpunten en mogelijkheden liggen in de zorg rondom depressie. Op basis van deze analyses zal hij een voorstel doen voor een innovatie. Deze innovatie wordt vervolgens na verkregen draagvlak van de professionals binnen de SGE gefaseerd binnen de SGE uitgezet en geëvalueerd. De zorgverleners van de SGE worden op allerlei manieren betrokken bij de innovatie. Goede afstemming binnen dit traject tussen UM en SGE is daarbij cruciaal. Het plan is dat zij gaan deelnemen aan de verschillende projectgroepen die de onderzoekstrajecten uitdenken. Zij worden tevens uitgenodigd hun mening te geven over de knelpunten en oplossingen en ze zijn cruciaal bij de registratie van zorggegevens. Op de volgende pagina krijgt Luc Gidding de kans zich uitgebreid voor te stellen, maar ook op het gebied van diabetes, COPD en hart- en vaatziekten zijn we al druk bezig innovaties te ontwikkelen. Daarover wellicht later meer. 13

14 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication