29

op één lijn 32 3e uitgave 2008 Behandeling van eerste episode maagklachten geëvalueerd Het DIAMOND1 onderzoek in de Lancet DOOR GERDINE FRANSEN, ONDERZOEKER (GEPROMOVEERD IN OKTOBER 2007) In 2003 startten het UMC St. Radboud Ziekenhuis, het UMC Utrecht en de Universiteit Maastricht een onderzoek naar behandeling van eerste episode maagklachten: het DIAMOND onderzoek. DIAMOND is een grootschalig onderzoek waarin de CBO richtlijn voor maagklachten werd geëvalueerd en een step-up behandeling vergeleken is met een step-down behandeling. Binnenkort zal een studie over DIAMOND in de Lancet gepubliceerd worden, waarin geconcludeerd wordt dat behandeling volgens de richtlijn (=step-up) kosteneffectiever is dan de step-down behandeling. Het hebben van maagklachten is een veel voorkomende aandoening die verantwoordelijk is voor 3-8% van alle consulten in de eerstelijnszorg. In de richtlijn voor maagklachten (2004) staat dat huisartsen bij patiënten met een eerste episode maagklachten een step-up behandeling dienen te geven: starten met antacida of H2-ReceptorAntagonisten en bij geen resultaat verder gaan met protonpompremmers. In de praktijk wordt echter vaak gestart met protonpompremmers. Tot voor kort was het nog onduidelijk welke behandelstrategie het meest kosteneffectief was. Daarom is in 2003 het UMC St. Radboud Ziekenhuis in samenwerking met UMC Utrecht en Universiteit van Maastricht het DIAMOND–onderzoek gestart waarin de behandelstrategieën met elkaar vergeleken werden. Aan dit gerandomiseerde en gecontroleerde onderzoek hebben meer dan 300 huisartsen en 664 patiënten meegedaan. Hierdoor is er meer inzicht verkregen in de therapietrouw van de patiënten, de invloed van psychosociale en genetische aspecten op behandelsucces en de kosteneffectiviteit van de twee behandelstrategieën. Hoe was de therapietrouw van patiënten? De therapietrouw van patiënten was in beide behandelstrategieën laag, waardoor de evaluatie van de behandeling bemoeilijkt wordt. Immers, als een patiënt met aanhoudende klachten de voorgeschreven maagzuurremmer niet of niet optimaal heeft ingenomen, dan is het moeilijk om de effectiviteit van die maagzuurremmer te bepalen en te bepalen wat de vervolgbehandeling kan zijn. De lage therapietrouw gold vooral voor de tweemaal daags (H2-ReceptorAntagonist) en de viermaal daags (antacida) te nemen maagzuurremmers. Ook maakt 70% van de patiënten één of meer fouten bij medicatiegebruik. Zo slaan patiënten vaak doses over of ze nemen ze hun medicatie op een verkeerd tijdstip in. De therapie ontrouw van een patiënt is vooral hoog wanneer hij/zij voorafgaand aan de behandeling aangeeft moeite te hebben met medicatiegebruik. Wat is de invloed van psychosociale en genetische aspecten? Er blijkt een positief verband te zijn tussen psychosociale factoren en maagklachten: hoe hoger patiënten scoren op psychosociale factoren (b.v. depressie of angst), hoe ernstiger de (zelfgerapporteerde) maagklachten. Het behandelsucces hangt echter niet af van psychosociale problematiek en/of genetische factoren. Verder zijn er aanwijzingen dat genetische factoren een rol spelen bij de ernst van maagklachten. De klinische betekenis hiervan moet verder onderzocht worden. Welke behandelstrategie is het meest kosteneffectief? Uit onderzoek naar de kosteneffectiviteit van beide behandelstrategieën blijkt dat na een half jaar nagenoeg evenveel patiënten vonden dat hun klachten in voldoende mate verminderd waren (± 70% klachtenvrij). Ook de kwaliteit van leven van de patiënten verschilde voor beide behandelstrategieën na zes maanden niet. Patiënten die begonnen met de protonpompremmers waren in de eerste maand na start van de behandeling wel eerder klachtenvrij. De step-up strategie bleek echter kosten-effectiever te zijn. Dit verschil is volledig toe te schrijven aan de hoge kosten voor medicijnen. 1 Dutch study of InitiAl Management Of Newly diagnosed Dyspepsia 29

30 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication