10

op één lijn 33 1e uitgave 2009 Na een goede en bruikbare introductie over de verschillende vormen van kwalitatieve methoden was er veel aandacht voor het formuleren van kwalitatieve vraagstellingen en het toepassen en uitvoeren van kwalitatieve methoden en analyses tot en met het schrijven en kritisch lezen van een kwalitatief onderzoeksartikel. De cursus is geschikt voor alle onderzoekers en vooral nuttig vóór of tijdens de opzetfase van het kwalitatieve onderzoek. Er is namelijk veel ruimte om eigen onderzoek te behandelen. Samen met experts en medecursisten formuleert de onderzoeker vraagstellingen en bedenkt welke vormen van onderzoek het beste deze vraagstellingen kunnen beantwoorden. De conclusie Kwalitatief onderzoek geeft inzicht in vraagstellingen die niet goed opgelost kunnen worden met kwantitatieve principes en geeft een kader waarin kwantitatieve resultaten beter geïnterpreteerd kunnen worden. Beide onderzoekmethodes zijn complementair aan elkaar en zoals elke solide stoel op meerdere poten staat, kan de onderzoeker zijn conclusies beter formuleren en implementeren als deze op meerdere onderzoekspoten gestoeld zijn, zeker na het volgen van de CaRe cursus. Een hogere kwantiteit aan inzicht geeft een hogere kwaliteit van onderzoek! Voor meer informatie, kijk op www.researchschoolcare.nl AMUSE 1 en 2 Veranderingen in de diagnostiek van Veneuze Trombo-embolie DOOR PETRA ERKENS, PROMOVENDA VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Het aantal verwijzingen van de huisarts naar de specialist neemt af door de groei in diagnostische mogelijkheden voor de huisarts. Dit geldt zeker ook op het gebied van veneuze thrombo-embolie (VTE). In betrekkelijk korte tijd is er veel veranderd in de diagnostiek van VTE. Het gebruik van de D-dimeer bepaling, gecombineerd met een klinische beslisregel is in veel studies toegepast. Het uitgangspunt van deze studies is het veilig uitsluiten van VTE, waardoor onnodige vervolgdiagnostiek kan worden voorkomen en de patiënt een behandeling met therapeutische antistolling kan worden onthouden. De meeste gegevens over diagnostiek van VTE zijn afkomstig van onderzoeken bij ziekenhuispatiënten. Deze gegevens zijn niet altijd te vertalen naar de situatie van de patiënt die de huisarts bezoekt. Anders dan in de ziekenhuissituatie, bezoeken niet-geselecteerde patiënten de huisarts, met klachten die kunnen wijzen op DVT of longembolie, maar die evengoed kunnen passen bij andere aandoeningen. De huisarts moet op grond van anamnese en lichamelijk onderzoek beslissen over een verwijzing naar de 2e lijn ter objectivering van de aanof afwezigheid van VTE. De uitdaging voor de huisarts is om het juiste evenwicht te vinden tussen het niet onnodig doorsturen van patiënten voor diagnostiek naar de tweede lijn en het niet missen van een in potentie fatale aandoening. 10 AMUSE-1: DVT Begin 2008 werd zowel de CBO consensus ‘ Diagnostiek, preventie en behandeling van veneuze trombo-embolie en secundaire preventie arteriële trombose’ als de NHGstandaard DVT gereviseerd. Beide richtlijnen berusten op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en geven handvaten voor de diagnostiek en behandeling van VTE. In de richtlijnen wordt o.a. verwezen naar de Amuse-1 studie (Amsterdam Maastricht Utrecht Study on thromboEmbolism). Amuse-1 was een nationaal huisartsgeneeskundig onderzoek naar het gebruik van een eerstelijns beslisregel, gebaseerd op de klinische beslisregel van Wells, in combinatie met een Point of care D-dimeertest bij de diagnostiek van DVT in de huisartspraktijk. Februari jl. zijn de resultaten gepubliceerd in ‘Annals of Internal Medicine’. De diagnostische strategie werd door zo'n driehonderd Nederlandse huisartsen bij meer dan duizend van trombosebeen verdachte patiënten getest. Vijfhonderd patiënten hoefden op basis van de diagnostische regel niet te worden doorverwezen, omdat een trombosebeen nagenoeg kon worden uitgesloten. De voornaamste conclusie is dat de nieuwe diagnostische strategie door huisartsen de doorverwijzingen naar het ziekenhuis met bijna de helft vermindert. Van de 500 patiënten zonder doorverwijzing ontwikkelden 7 VTE in de follow-up periode van 3 maanden (incidentie 1,4% [95%CI 0,6% - 2,9%).

11 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication