op één lijn 34 2e uitgave 2009 Begeleiden van een onderwijsgroep studenten De tutor DOOR PIET PORTEGIJS, UNIVERSITAIR DOCENT HUISARTSGENEESKUNDE De onderwijsgroep vormt de spil van het Maastrichtse probleemgestuurde onderwijssysteem (PGO). Het is aan de tutor om te zorgen dat die spil goed draait. Een onderwijsgroep bestaat uit ongeveer 10 studenten en een tutor. In de eerste twee studiejaren komt de onderwijsgroep tweemaal per week (maandag en donderdag) twee uur bij elkaar. In de onderwijsgroep wordt het ene probleem afgerond (nabespreking), en de volgende gestart (voorbespreking). Het proces is geordend volgens de ‘Zevensprong’. Eerst wordt de nieuwe taak/probleem gelezen. Dan volgt de zevensprong: 1. Moeilijke woorden: verduidelijken aan elkaar 2. Probleemstelling: Wat is de essentie van het probleem? 3. Brainstorm: ideeën genereren, hoeft niet gestructureerd 4. Ordenen 5. Leerdoelen. Hiermee eindigt de voorbespreking 6. Zelfstudie 7. Rapportage en integreren van nieuwe informatie. En is het probleem hiermee opgelost? Bij toerbeurt vervullen de studenten de rollen van gespreksleider en notulist. In principe hoeft de tutor dus niet zoveel te doen. Als de discussie stil valt, probeert hij met een vraag of suggestie het weer in beweging te krijgen. Als de groep afdwaalt, probeert hij bij te sturen. Via zijn feedback aan de groepsleden probeert hij het functioneren te bevorderen. Als inhoudelijke ondersteuning heeft hij de tutorinstructie, met achtergrondinformatie, beoogde leerdoelen en literatuursuggesties. In mijn ervaring lopen onderwijsgroepen meestal redelijk, soms is het een waarlijk genoegen om een enthousiaste groep elkaar te zien uitdagen en aanvullen, en heel soms trek ik aan een dood paard. Het Probleem Gestuurd Onderwijs mag dan een heel goed systeem zijn om je kennis echt eigen te maken, in de ogen van een student is dat soms niet zo, of liggen 38 prioriteiten elders. En misschien is het inderdaad niet het meest efficiënte systeem als je efficiëntie af wil meten aan toetsresultaat gedeeld door tijdsinvestering. Het is dus nodig om de studenten een probleem aan te bieden dat alleen kan worden opgelost als zij de beoogde kennis verwerven. Die problemen (meestal patiëntencasus) staan in het blokboek. Iets leren gaat veelal makkelijker als je die kennis direct kunt gebruiken (dus ergens voor nodig hebt), dan wanneer het leren zelf het doel is. En het gaat makkelijker als de nieuwe kennis wordt ingevlochten in het netwerk van eerder verworven kennis. Dit invlechten is nodig om het geleerde later te kunnen oproepen. Wellicht kunt u zich van uw eigen studietijd herinneren hoeveel gemakkelijker het was om te bedenken dat bij ziekte x symptoom Y hoort, dan om te bedenken dat symptoom Y mogelijk verklaard kan worden door ziekte x. De meeste studieboeken zijn (terecht) geordend per ziektebeeld. Hoe goed een college of boekhoofdstuk is geordend, en hoe goed de links worden gelegd naar andere onderwerpen, het zijn de relaties die de docent legt. Terwijl het gaat om de relaties die de student legt, naar zijn (/haar) voorkennis. Op de student komt het gemakkelijk over als platte tekst, een verzameling weetjes die hij/zij moet zien te leren voor de toets. Ik denk dat het voor een praktiserend huisarts gemakkelijker is om een onderwijsgroep die niet lekker loopt weer vlot te krijgen, dan voor mij als wetenschapper. Voetnoot redactie: Een actieve huisarts heeft een voorbeeldfunctie en kan putten uit praktijkervaring. Daarbij is het goed dat studenten verschillende soorten huisarts(en) zien en kennismaken, zowel met die personen als met het vak. Deelname van praktijkmensen aan het onderwijs door zichtbaar te zijn in zoveel mogelijk jaargangen en verschillende rollen is goede PR voor het vak en voorkomt dat er een verkeerd beeld ontstaat. De ingebrachte kennis uit de praktijk blijft op die manier ook up to date.
39 Online Touch Home