26

op één lijn 35 3e uitgave 2009 In de palliatieve fase treden vaak klachten op zoals pijn, vermoeidheid, benauwdheid, slechte eetlust, ongewenst gewichtsverlies en lichamelijke beperkingen, klachten die de kwaliteit van leven van patiënten met een preterminale vorm van kanker en hun naasten ernstig belemmeren. Tot op heden zijn er echter weinig behandelingsmogelijkheden om vermoeidheid of andere klachten zoals verlies in gewicht en conditie tegen te gaan of te verlichten. Eerder onderzoek bij patiënten met longkanker in een vergevorderd stadium liet zien dat toediening van ATP per infuus een gunstige invloed had op o.a. vermoeidheid, voedingstoestand, kwaliteit van leven en overleving. Gebaseerd op deze gunstige resultaten is een nieuwe studie gestart naar de effecten van ATP infusen op kwaliteit van leven, voedingstoestand en overleving, niet alleen bij patiënten met longkanker maar ook bij patiënten met andere vormen van kanker in een preterminaal stadium. Gebaseerd op het gunstige veiligheidsprofiel van ATP en om de belasting voor de patiënt zoveel mogelijk te verminderen is voor de huidige studie tevens een protocol voor ATP toediening thuis ontwikkeld en geïmplementeerd. Voor de studie kwamen patiënten in aanmerking met kanker in een preterminaal stadium met een geschatte levensverwachting van maximaal 6 maanden voor wie geen curatieve behandelingsmogelijkheden meer voorhanden waren. Geïncludeerde patiënten werden gerandomiseerd voor de ATP of de controle groep. Beide groepen kregen de gebruikelijke palliatieve zorg en gestandaardiseerde voedingsadviezen door een diëtist. In aanvulling hierop kregen patiënten in de ATP groep gedurende 8 weken eenmaal per week een ATP-infuus van 8 tot 10 uur. Het eerste of de eerste 2 infusen werden toegediend in het ziekenhuis, alle vervolginfusen werden thuis toegediend door een ervaren verpleegkundige van de infuusdienst van de thuiszorg. De controlegroep kreeg geen ATP-infusen. Kwaliteit van leven, vermoeidheid, lichamelijke beperkingen, voedingsinname, spierkracht en diverse antropometrische parameters werden iedere 2 weken gemeten tot 8 weken na de start van de studie. Omdat ATP toediening nooit eerder in de thuissituatie had plaatsgevonden werden ook de veiligheids- en logistieke aspecten van ATP infusen thuis geëvalueerd, evenals de acceptatie hiervan door de patiënt. In totaal zijn 100 patiënten geïncludeerd waarvan 51 patiënten zijn toegewezen aan de ATP groep en 49 aan de controlegroep. Door snelle achteruitgang van de conditie of overlijden hebben slechts 57 patiënten de 8 weken durende studie geheel kunnen afmaken. Het merendeel van deze patiënten vond het niet belastend dat de ATP-infusen thuis werden toegediend. Zij gaven aan dat het heel prettig is om tijdens de toediening hun dagelijkse activiteiten te kunnen continueren in hun eigen omgeving. Geen van de patiënten was bang tijdens de ATP-toediening. Bovendien verliepen de meeste ATPinfusen zonder bijwerkingen en waren de bijwerkingen die voorkwamen (o.a. drukkend gevoel op de borst en de behoefte om diep adem te halen) mild en van korte duur en verdwenen deze bijwerkingen snel na het verlagen van de infuussnelheid. ATP bleek een gunstig effect te hebben op de dikte van de triceps huidplooi (maat voor de vetmassa). Bovendien leek er een beperkt verschil in de korte termijn overleving (0-8 weken) op te treden ten gunste van de ATP groep. Bij patiënten met longkanker en bij patiënten zonder recent gewichtsverlies werd ook een gunstig effect van ATP op de overleving in de periode 0–6 maanden waargenomen. Hoewel deze resultaten met grote voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd, is dit effect opmerkelijk omdat onze studiepopulatie bestond uit patiënten met een geschatte levensverwachting van minder dan 6 maanden, die allen niet meer reageerden op levensverlengende behandeling. Voor lichaamsgewicht, spiermassa, voedingsinname, lichamelijke beperkingen, vermoeidheid en kwaliteit van leven was er geen verschil te zien tussen de ATP groep en de controlegroep. Mogelijk waren de patiënten al in een te slechte conditie om nog profijt van de ATP te kunnen ondervinden. Door het late stadium van de ziekte was het bij de meeste patiënten ook niet mogelijk ATP langer dan 8 weken toe te dienen, wat mogelijk te kort was om sterkere effecten van ATP te kunnen waarnemen. Hoewel deze studie belangrijke resultaten heeft opgeleverd, moeten onze bevindingen eerst in grotere, placebogecontroleerde studies worden bevestigd, alvorens definitieve conclusies kunnen worden getrokken. Voor de toepassing van ATP in de klinische praktijk is het daarom nog te vroeg. 26

27 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication