op één lijn 37 2e uitgave 2010 Echocardiografie voor huisartsen Twee artikelen waar ik zelf wel trots op ben - omdat het regionale producten zijn waarbij studenten een belangrijke rol hebben gespeeld - zijn voortgekomen uit de ‘open access echocardiography database’ in de Parkstad-regio. In 2002 kregen de huisartsen in oostelijk Zuid-Limburg (OZL) als eersten in Nederland de mogelijkheid om in eigen beheer echocardiografieën aan te vragen voor welomschreven indicaties: dyspnoe, cardiale souffles en oedeem. De aanvraaggegevens en de echoresultaten werden met toestemming van de patiënten opgenomen in een geanonimiseerde database (Atrium-Orbis-Zuyd METC nummer 08-N-15). Afgelopen 3 jaar hebben verschillende geneeskundestudenten de analyse van deze unieke eerstelijnsdatabase ter hand genomen in het kader van de stage ‘wetenschapsparticipatie’ in jaar 6, beter bekend als ‘WESP’: Marleen Tent, Marjolein Streppel, Leanne van Heur en Marloes Ploumen. Zij hebben de database (in februari 2008 1001 patiënten groot) grotendeels gevuld en gecontroleerd en ze hebben de huisartsen om aanvullende gegevens gevraagd. Ze werden daarbij begeleid door Leo Baur, enthousiaste cardioloog in het Atrium Medisch Centrum, en ondergetekende. Een paar resultaten wil ik u niet onthouden. De echocardiografieservice werd afgelopen jaren door 81% van de regionale huisartsen gebruikt, gemiddeld 1x per jaar per huisarts. Naast de afgesproken indicaties – dyspnoe 32%, souffles 59% en oedeem 17% - stuurden huisartsen ook patiënten in om andere redenen. Hiervan was verdenking op linkerventrikelhypertrofie (LVH) de belangrijkste: 1/3 van de 22% ‘andere indicaties’. Slechts een kwart van alle echocardiografieën liet geen relevante pathologie zien. LVH bleek aanwezig bij 50% van alle aanvragen. In de loop der jaren liep het percentage echo’s zonder relevante pathologie wat op naar ruim 30%. Conclusie: huisartsen in OZL vragen op erg gerichte wijze echocardiografieën aan. Wellicht té gericht, en moet de drempel om aan te vragen verlaagd worden door een stapsgewijze aanpak waarbij een afwijkende uitslag van ECG of NT-proBNP-test automatisch tot het maken van een echo leidt.[1] In een tweede onderzoek konden we aantonen dat een hogere leeftijd een onafhankelijke risicofactor is voor het ontwikkelen van linkeratriumdisfunctie, een belangrijke schakel in de ontwikkeling van diastolisch hartfalen en cardiale tromboembolieën.[2] Zelfmanagement van patiënten met hartfalen Esther Smeulders, vakgroep Zorg- en verplegingswetenschappen, promoveerde vorig jaar op een onderzoek naar de effectiviteit van een groepsprogamma om het zelfmanagement van patiënten met hartfalen te bevorderen. Deelnemers waren 317 patiënten met hartfalen NYHA klassen II en III, die geworven werden via de cardiologische poli’s van diverse Limburgse ziekenhuizen. Dat onderzoek liet zien dat de kwaliteit van leven op korte termijn (3 maanden) verbetert. Interessant was de subgroepanalyse die aantoonde dat patiënten met een laag opleidingsniveau respectievelijk een goede cognitieve status het meest vooruitgaan in levenskwaliteit.[3][4] Erfelijkheid en cardiovasculair risicomanagement Arian Plat, promoveerde vorig jaar op een onderzoek naar genetische achtergronden van een verhoogd cardiovasculair risico (het HIPPOCRATES project). In het kader daarvan verrichtten we ook een systematisch literatuuronderzoek naar wat er bekend is over het afnemen van een uitvoerige familieanamnese voor chronische aandoeningen als hart- en vaatziekten, kanker en andere multifactoriële chronische aandoeningen. Belangrijkste resultaat was dat huisartsen enerzijds vinden dat een familieanamnese afnemen en vastleggen hun taak is, maar dat we dit vaak zeer wisselend doen en als we het al doen, de familiegegevens niet goed bijhouden. Ter verontschuldiging kan aangevoerd worden - en dat bleek ook uit de review - dat er nauwelijks toepasbare instrumenten zijn om een uitvoerige familieanamnese betrouwbaar en valide af te nemen.[5][6] In het recent verschenen boek ‘Cardiovasculair risicomanagement in de eerstelijn’, waarvan Mark Brueren, huisarts te Helmond en werkzaam bij onze Huisartsopleiding een van de redacteuren was, staat overigens een aardig overzicht – al zeg ik het zelf - over het belang van erfelijkheid bij hart- en vaatziekten.[7] In datzelfde boek schrijft Onno van Schayck wetenswaardigs over – u raadt het al – stoppen met roken. Het hoofdstuk bevat onder andere een stappenplan en aanbevolen literatuur en websites. Ook interessant voor uw praktijkondersteuner![8] Multimorbiditeit Elders in deze uitgave van ‘Op één lijn’ wordt het PIL-project beschreven, over de aanpak van polyfarmacie. Marjan van den Akker is de leider van dat project. Zij schreef ook mee aan een internationaal artikel over een innovatieve aanpak van multimorbiditeit in de eerstelijn. In het artikel wordt een lans gebroken voor het creëren van groepen - ‘communities’ heten die tegenwoordig in internettaal - van huisartsen die regelmatig bijeenkomen om ervaringen rond complexe patiëntencasus met elkaar op systematische wijze te delen en op deze wijze te leren. Het gebrek aan evidence en richtlijnen over de aanpak van multimorbiditeit wordt op deze wijze gecompenseerd: een groep collega’s legt haar groeiende ervaringskennis op systematische wijze vast. Eigenlijk een soort ‘zelfmanagement‘ voor huisartsen, dus. Ik vind dit een voorbeeld van een artikel dat in een netwerk van academische praktijken nou eens bediscussieerd zou moeten worden.[9] Verder: - werd de kosteneffectiviteitstudie van het AMUSE-1 project gepubliceerd: met de huisartsenbeslisregel en een simpel d-dimeertestje kunt u een trombosebeen niet alleen veilig maar ook kosteneffectief uitsluiten;[10] - waren patiënten op Cyprus meer tevreden over de 19
20 Online Touch Home