26

op één lijn 38 3e uitgave 2010 Ja en nee. Ik denk dat ik onbewust toch gehoorzaam ben geweest, zoals het een goede hond betaamt, om voor de medische studie te kiezen. Deze keuze was ook mede bepaald door een geheimzinnige interne aandoening die ik rond mijn 16e jaar had en die men toen niet wist te duiden. Jaren later werd duidelijk dat het de eerste manifestatie van sarcoïdose was. Mijn nieuwsgierigheid naar het (dis)functioneren van het menselijk lichaam en psyche werd hierdoor erg geprikkeld. “Huisarts moest ik NOOIT worden!”, zei mijn vader in het begin van mijn studie. “Te hard werken en te weinig inkomen!”. Nu is dit laatste zeer relatief want ik zag bij zijn opvolging de accountantsrapporten. Dermatoloog, dat was ’t wel! Nooit spoedgevallen. Nooit ‘s nachts eruit en een vorstelijk specialisteninkomen. Maar naar de eindstreep toe werd het toch wat anders. Uiteindelijk kreeg ik, toen ik met mijn laatste coschappen bezig was, een zeer emotionele brief (en ik kende mijn vader niet als emotioneel) waarin hij het huisartsenvak zeer aanprees. Hij vroeg me of ik hem niet toch wilde opvolgen. Toch had ik wel mijn twijfels. Ik herinnerde me nog dat ik ‘s nachts regelmatig wakker werd als mijn pa weer eens een nachtvisite moest doen. Ik zag hem eigenlijk nooit. Ja... overdag van 12.45 tot 12.55 uur, dan aten we warm. Daarna om 13.00 uur weer afspraken. ‘s Middags visites en daarna avondspreekuur. Een erg onrustig en jachtig leven. Wilde ik dit wel? Uiteindelijk heb ik toch maar ja gezegd. Mede omdat we zijn praktijk met z’n tweeën zouden doen (meer dan 30 jaar met Pé Ruers). Ben ik “Funske 2” geweest? Ik heb er alles aan gedaan om mijn vader niet te imiteren. Ik ben gewoon mezelf gebleven. Maar wat blijkt: ik heb ‘t vrijwel net zo gedaan als mijn vader het deed. Zo vader, zo zoon! Mijn vader heeft nog een groot deel van mijn medische carrière mogen meemaken. Hij is bijna 94 jaar geworden. In het begin was hij soms wat opdringerig met adviezen. Later niet meer. Hij hield “spreekuur in de stad”, tijdens het boodschappen doen. “Gank mér noa Paul” zei hij als het hem te lastig of te vervelend werd. Daarom noemden de patiënten mij Paul en niet dokter. Soms was het wel goed om zijn advies te krijgen. Zoals de keer dat een patiënte mij zeer nadrukkelijk vroeg om mijn vader te raadplegen in verband met haar probleem: • • • • Zij had een verhouding met de overbuurman. Beide op de brommer naar het bos. Durante de daad stierf de buurman. Mijn patiënte heeft hem toen zo goed en kwaad als mogelijk aangekleed, de deken opgevouwen, de helm opgezet en is naar huis gebromd. • De man was enige dagen spoorloos. Oproep in de kranten etc. • Wat moest mijn patiënte doen? • Mijn wijze vader gaf mij een wijs advies. Mijn zoon en dochter zijn ook medicijnen gaan studeren. Mijn dochter specialiseert zich momenteel tot psychiater. Mijn zoon is vlak voor zijn doctoraal geneeskunde gestopt en bouwkunde gaan studeren. Hij is nu (werkeloos) architect. Drie generaties doktoren Twee broers van mijn vader zijn huisarts geweest. Enige neven van mij zijn ook arts. Dus: genetisch? Mijns inziens is “besmettelijk” een betere omschrijving.... De dokters familie Kuijperiaanse toestanden DOOR DE GEBROEDERS KUIJPERS, HUISARTSEN IN SCHAESBERG EN KLIMMEN Kuijpers is een veel voorkomende naam in Nederland. Onze vader kwam uit een groot Maastrichts gezin; hij was econoom. In Maastricht leerde hij zijn toekomstige vrouw kennen, die toen nog studeerde aan de Jan van Eyck academie aldaar. Na hun huwelijk zijn ze in Heerlen gaan wonen en kregen drie jongens, waarvan wij de jongsten zijn. Wij zijn een echte eeneiige tweeling en hebben van baby af aan veel op elkaar geleken. Dat leverde in onze jeugd veel plezier op. Je was nooit alleen en kon makkelijk iedereen, inclusief leraren en zelfs je ouders, voor de gek houden. Ze wisten nooit wie er voor dat kattenkwaad verantwoordelijk was of wie nou echt dat proefwerk had gemaakt. 26

27 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication