32

op één lijn 38 3e uitgave 2010 Puntig Over alignment en de kunst van het vallen DOOR FELIx PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPELIJK DOCENT VUMC Ik woon nog steeds in Nijmegen. Vorig jaar toog ik wekelijks van hier naar de huisartsenopleiding van Maastricht, om reden van de kwaliteit die ik daar trof en die ik eerder in dit tijdschrift al eens ruimschoots bezong. Sinds afgelopen juni staat het roer echter omgekeerd. Gelokt door sirenen ­ zang bevaar ik nu de branding van de Randstad en werk als gedragswetenschapper op het VUmc. Ik ga beide instituten hier niet vergelijken met elkaar. Ik vind dat, op basis van nog maar amper een jaar ervaring, ondoenlijk en zeker onvolledig. Bovendien is het de vraag ‘waarom’ ik dat zou willen doen. Maar wel rijpen langzaam mijn ideeën over de vorming en begeleiding van de aios en het is daarover dat dit artikel gaat. Het is een pleidooi voor alignment, zeg maar: uitlijning ­ zoals een aar zich voegt in de wind en alle ijzerdeeltjes in het magnetisch veld. Nijmegen. Niet echt een stad om er je hele leven te slijten, maar je treft er toch aardige heuvels, bossen en een polder bovendien. Zondags is het er goed toeven, tenminste op de dagen waarop de winkels, godzijdank, nog gesloten zijn. Jong en oud flaneren dan langs de Waal en door het park, al dan niet met kinderwagens en/of aangelijnde hond. Nu doet zich heel merkwaardig voor – ik wist laatst niet wat ik zag – dat al die honden zich een tempo hebben aangemeten wat precies spoort met dat van hun baas of bazin in het bijzonder en de mens in het algemeen. Hoort dat bij de stad? Zowel de bouvier met zijn grote passen als de teckel met haar dribbelarij zijn beiden afgesteld op een gestage vier tot vijf kilometer per uur, ook als ze los mogen lopen en naar eigen inzicht hun weg zoeken door het gras. Ik vind dat eigenlijk heel erg vreemd en bij nader inzien een bijzonder oninteressant feit. Ergens tijdens het eeuwenlang met zachte dwang domesticeren van onze viervoeters, is er een gruwelijke eenheidsworst ontstaan en lopen alle honden voortaan even snel. Ja, de levens vreugd’ is nu aangelijnd, maar de trouwe ogen staan dof. Ik meen soms dat het met de mensen niet anders is gesteld. Vooral op maandagmorgen, als de trein duizenden grijze jassen uitbraakt, zoek ik moeizaam naar de zon. Ik vrees daar de compliance, waar men uiterlijk in het gareel loopt maar de lust tot leven ontbreekt, en hoop ondertussen maar dat ik het fout heb met mijn pessimistische kijk op massa en maatschappij. Zo hoop ik óók dat wij bij het opleiden van de aios vooral uit zijn op een arts bij wie je zelf wel patiënt wilt zijn, niet in de laatste plaats omdat die arts ook klopt als mens. Die over de nodige kennis en kunde beschikt maar daarnaast over deugden als innerlijke overtuiging, plezier in het werk, verantwoordelijkheidsgevoel, doortastendheid, charme, raakbaarheid en relativeringsvermogen. Tijdens het opleiden van dokters willen we niet dwingen en knechten maar doorlopend en verfijnd schaven aan een zogenaamde dubbele integratie. Dit begrip van Frans Siegers verwijst naar het op elkaar afgestemd zijn van de polen (1) persoon, welke op zijn beurt weer uiteenvalt in denken, voelen, willen en handelen (2) beroep in een brede zin van het woord (3) werkveld en werkomgeving. Zelf werk ik liever met het begrip alignment, wat ik wil definiëren als: het met elkaar in één lijn staan van álle relevante factoren in het veld waaronder ook de levensfase, lichamelijkheid, spiritualiteit (roeping), sociaaleconomische (on)mogelijkheden en mij als concrete persoon, hier nu met jou in gesprek. Deze alignment heeft voor mij meer ‘felt sense’ dan de term van Siegers en omvat meer dan iemands professionaliteit. In ieder geval: de arts die het heeft bezien we graag en we zeggen eensgezind van hem: “Die heeft het!” en “Dat is een goede arts!”. Tegen dat soort duidelijke indrukken kunnen, naar mijn mening, maar weinig papieren scoringsformulieren tegenop. Het is een inschatting op basis van gevoel. Ik gun iedere aios “dat het allemaal klopt”, niet alleen omdat het dan een goede arts zal zijn maar ook vanuit het perspectief van de levensweg en het persoonlijke geluk. Hij is immers toch nog altijd eerder mens dan arts. Opleiden is daarom een zorgvuldig vak, waarbij we spiegelen vanuit een breder perspectief en waar vervolgens ontwikkelingsgericht dient te worden ingezoomd. Essentieel is hierbij 32

33 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication