4

op één lijn 39 1e uitgave 2011 Van de voorzitter De toekomst DOOR JOB METSEMAKERS, VAKGROEPVOORZITTER EN HUISARTS IN GEULLE Op dit moment houden me drie onderwerpen bezig die allemaal met de toekomst te maken hebben. Ten eerste de brief van minister Schippers van Volksgezondheid aan de Tweede Kamer getiteld “Zorg die werkt” waarin ze haar voornemens benoemt. In dat soort brieven staan vaak fraaie vergezichten, loze kreten en cryptische formuleringen. Ik citeer: ‘Met betere zorg bedoel ik (= de minister) ook dat de basiszorg beter bereikbaar is. Ik wil de patiënt weer het vertrouwen geven dat de zorg beschikbaar is op het moment dat iemand zorg nodig heeft. Ook ’s avonds en ’s nachts. Mensen die in dorpen of op het platteland wonen, moeten er op kunnen vertrouwen dat er een zorgverlener in de buurt is. Dat als het nodig is, de zorgverlener ’s nachts op huisbezoek komt. Basiszorg moet voor de patiënt weer een gezicht krijgen’. Heeft de minister het nu over de huisarts of de wijkverpleeg kundige als ze het woord “zorgverlener” hanteert? Moeten de huisartsen op het platteland weer gewoon in dienstgroepen gaan draaien en geen onderdeel van een Huisartsenpost meer uitmaken? Een gezicht krijgen? Voor het merendeel van de patiënten heeft de huisarts al een heel duidelijk gezicht. Dus wat wil de minister nu eigenlijk zeggen? Wie nog wat verder wil puzzelen op het beleid doet er goed aan de Brief aan de kamer: “Zorg die werkt” (26/01/2011) op te zoeken op de website van VWS. We gaan ook zelf aan de slag met de toekomst van de huisarts. Dat wil zeggen dat de LHV en het NHG het project Toekomstvisie Huisartsenzorg 2020 zijn gestart. Vanuit de vaste kernwaarden persoonsgerichte, integrale en continue zorg zal worden bezien welke aspecten van de huisartsenzorg in verandering zijn als gevolg van ontwikkelingen in samenleving en gezondheidszorg. U wordt daar door de projectgroep nader over geïnformeerd en uitgenodigd tot deelname aan de brede discussie. De uitkomst bepaalt kort gezegd: “de taken van de huisarts”. Ik zal mijn best doen om één taak prominent te benoemen en toe te voegen. Ik doel op de taak van docent. Alle berekeningen van het Capaciteitsorgaan laten zien dat in de toekomst meer huisartsen nodig zijn, zelfs als er meer praktijkverpleegkundigen in de praktijken aan de slag gaan. Er zullen ook meer studenten geneeskunde komen. Voor goed onderwijs aan die studenten en aan de AIOs, en eigenlijk ook aan 4 praktijkassistentes en praktijkverpleegkundigen zullen huisartsdocenten nodig zijn naast de huisartsen die in hun eigen praktijk stagiaires, studenten, coassistenten en AIOS begeleiden. Mijn uitgangspunt is momenteel dat het eigenlijk geen vriendelijk verzoek aan de beroepsgroep is om deel te nemen aan onderwijs, maar een plicht van de beroepsgroep, dus van elke huisarts. We kunnen anders wel Toekomstvisies schrijven met plannen voor de inhoud van de zorg, die zullen nutteloos blijken als we dan niet voldoende huisartsen hebben. Mijn laatste punt gaat over wetenschappelijk onderzoek in de huisartspraktijk. Dat is tot grote bloei gekomen dankzij de medewerking van heel veel huisartsen die steeds maar vragenlijsten hebben uitgedeeld en patiënten hebben geïncludeerd. We bemerken nu dat onderzoekers uit ziekenhuizen bij hun onderzoek niet alleen de populatie uit het ziekenhuis willen includeren (de beruchte valkuil uit het verleden waardoor wetenschappelijk onderzoek vaak niet toepasbaar was in de huisartspraktijk), maar ook patiënten uit de huisartspraktijk. Goed nieuws, maar ook wel wat problematisch. Deze onderzoekers spreken de taal van de huisarts(praktijk) niet, kunnen geen goede inschatting maken van de werkwijze in de praktijk en komen vaak pas heel laat met de vraag of we ( de vakgroep) even de adressen van huisartsen kunnen aanleveren. We zijn dan al blij dàt ze zich bij ons melden, want dan kunnen we trachten nog wat bij te sturen. Dat lukt ons niet altijd en zeker niet helemaal. We beseffen dat het veld fors wordt belast de laatste maanden. We trachten te reguleren en denken dat het beter is een vinger in de pap te krijgen dan botweg verzending te weigeren. Uw adresgegevens zijn immers ook op andere manieren te verkrijgen en het onderzoek komt dan toch op uw deurmat, maar dan met grotere frustratie bij u en de onderzoekers (nog afgezien van verspild gemeenschapsgeld). Wetenschappelijk onderzoek blijft nodig voor een goede onderbouwing van de zorg, dus doe wel mee als u ziet dat het CEL (Coördinatiebureau Eerste Lijn vakgroep Huisartsgeneeskunde) het onderzoek ondersteunt. Genoeg werk te doen.

5 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication