29

2e uitgave 201 1 en opper een volgend wandelingetje door het dorp. Op dinsdag belandden wij op deze wijze genoeglijk bij het restaurant waar we ook de dag tevoren uitstekend hadden gegeten bij de lage lentezon. Want ik hou wel van terugkeren, en dat gaat zelfs zo ver dat ik in staat ben om de hele week moussaka te eten, als mij een of ander restaurant gelijk al goed bevalt. Nu ging het om de voortreffelijke schapenbout, en de fooi van gisteren maakte dat we vandaag opeens als grote vrienden door de eigenaresse werden aangemerkt. Zwierig werd het gerecht na enige tijd door de zoon aan onze tafel opgediend. Maar wie schetst mijn teleurstelling toen het vlees taaier bleek dan de dag daarvoor en zelfs ietwat aan de rode, rauwe kant. Nadat ik uiteindelijk besloten had dat ik hier gelijk mocht hebben – “dit is toch écht wel iets te rauw” – meldde ik het netjes aan de passerende zoon. Zijn reactie roept ook nu nog veel bewondering in ons op: in mooi gebroken Engels antwoordde hij dat het vlees steeds van plaatselijke boeren kwam, vers was en daarom onvoorspelbaar van kwaliteit. En hij deed dat zó overtuigend, dat wij het meteen een eer vonden om juist dit vlees op ons bord te hebben gehad, het was ons opeens niet taai genoeg. Tegelijkertijd beseften wij ook hoe professioneel de hele tent was opgezet, gemeten naar het speciale gevoel als gevolg van deze authentiek Griekse bedotterij. Wij hadden voor de rest nog een heel aangename week. Op de terugreis trof ik zoveel turbulentie aan dat ik de drank voor vier maanden afgezworen heb (de vraag waarom mijn leven daarboven in de lucht niet vijf, twaalf of tachtig maanden abstinentie waard was, houdt mij nog steeds wat uit de slaap). Eenmaal op Nederlandse bodem was het treurig hoe snel het gewone leven weer bezit van mij nam. Anderhalve week later was ik met een groep aiossen bij een zitting van het regionale tuchtcollege, om eens te bezien hoe zo’n procedure verloopt. Begrijp mij goed: ik onderschrijf van harte dat artsen professioneel moeten handelen en zich moeten verantwoorden waar zij dat mogelijkerwijs niet hebben gedaan. Maar het gaat me soms te ver. Bij het betreden van de zaal botste ik al tegen de klaagster op, hetgeen ik wil wijten aan haar parmantige decolleté. Vertrouwenwekkend mompelde ik nog een “touch and go”, maar werd tijdens de zitting vervolgens meegevoerd in een verontwaardigd betoog over het (zeer) benadeeld voelen vanwege een littekentje op haar huid. Nu heb ik niet veel tegen verdriet en nog minder tegen het lijden van de mens, maar ik word onpasselijk bij het vermoeden van een financieel motief. Dan betreur ik het teloorgaan van normaal-menselijke omgangsvormen en het langzaam inburgeren van een claimcultuur, waar mensen het handelen van een ander zoeken aan te grijpen voor een eigen geldelijk gewin. Dan zou ik best nóg eens tegen die vrouw willen botsen en in mooi gebroken Brabants gaan zeggen: “Weet u eens wat? Die arts is ook maar een mens. Hij komt hier uit de buurt. Hij probeerde het wel degelijk goed te doen.” In de hoop haar weer wat ontspanning te kunnen brengen en alsnog een goed gevoel. Symposium Wereld Alzheimer Dag 'Alzheimer en een waardig levenseinde' Woensdag 21 september 2011 Statenzaal Provincie Limburg Programma zie website www.alzheimercentrumlimburg.nl 29 op één lijn 40

30 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication