4

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Van de voorzitter De academie en de beroepsgroep DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM EN HUISARTS IN GEULLE Eind februari 2012 ging Bert Schadé, hoogleraar Huisartsgeneeskunde van het AMC, met pensioen. Er was een afscheidssymposium waar onder andere Bart Meijman, de voorzitter van de Huisartsenkring Amsterdam, een geestige en serieuze toespraak hield. Hij refereerde aan de verschillende discussies die recent gevoerd zijn over zaken die op het snijvlak liggen tussen gezondheidszorg en politiek, of waar de politiek zich met de gezondheidszorg bemoeit. Hij benoemde bijvoorbeeld de discussie over influenza vaccinatie van ouderen, de eigen bijdrage van patiënten voor psychische hulp, de eigen bijdrage voor de huisartsenzorg. Graag, zo zei hij, had hij in die discussies een van de hoogleraren huisartsgeneeskunde op de televisie gezien om die plannen of gedachten te bestrijden. Zijn appèl riep een ongemakkelijk gevoel bij mij op, en naar later bleek ook bij verschillende van mijn collegae. Ondersteunen we de beroepsgroep onvoldoende in de vele debatten? We zijn inderdaad niet prominent in praatprogramma’s aanwezig en we schrijven niet voortdurend ‘open brieven’. Natuurlijk hebben we onze mening over vele domme, onbegrijpelijke, onterechte of onverstandige voorstellen. Het probleem is echter dat we deze niet kunnen bestrijden op basis van wetenschappelijk bewijs. Globaal kunnen we genoeg literatuur oproepen die het belang van een sterke goed georganiseerde eerstelijns gezondheidszorg met de huisarts als kern kan aantonen. Maar wat de effecten zullen zijn van een eigen bijdrage voor het bezoek aan de huisarts, daar hebben we geen studies van. Wellicht kunnen we uit België iets halen over de effecten van ‘remgeld’ maar de zorgsituatie is in België toch al weer anders. En het gebrek aan bewijs geldt voor veel plannetjes die worden voorgesteld. Maar ons gezond verstand dan? Natuurlijk kunnen we de gevolgen van sommige voorstellen wel beschrijven, maar niet beter dan huisartsen of de LHV al doet. Kunnen we dan ‘ons gezag’, zoals dat genoemd wordt, niet in de strijd werpen? Ja, dat kan maar daar moet je zuinig mee zijn, want we kunnen niet steeds zeggen dat we onze mening niet kunnen onderbouwen. Met de LHV en NHG hebben we als hoogleraren Huisartsgeneeskunde regelmatig overleg over wanneer we ‘ons gezag’ zullen aanwenden. Verder gaan we door met de ondersteuning van de beroepsgroep op een andere manier, namelijk met wetenschappelijk onderzoek en onderwijs/opleiding. In dat wetenschappelijk onderzoek richten we ons op vragen die van belang zijn voor de patiënt en de huisarts: huisartsgeneeskundig en maatschappelijk relevant. Zoals de plaatsbepaling van de CRP in de huisartspraktijk; de point- of-care d-dimer test voor diepe veneuze trombose of embolie, zelfmanagement van diabetes mellitus, etc. Het gaat om vragen uit de praktijk die onderzoekers van een vakgroep/afdeling Huisartsgeneeskunde samen met de huisartsen onderzoeken met als doel: ‘betere patiëntenzorg’. Ook onze inzet voor onderwijs en opleiding is gericht op de maatschappij en de beroepsgroep. Samen met de praktiserende huisartsen nemen de vakgroepen/afdelingen meer huisartsen in opleiding aan om ervoor te zorgen dat er in de toekomst voldoende huisartsen zullen zijn voor de zorg, maar ook met het idee dat u rustig met pensioen kunt als de tijd daar is. Er is geen tegenstelling tussen academie en beroepsgroep. We streven beide hetzelfde na en moeten de krachten blijven bundelen. 4

5 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication