27

op één lijn 43 2e uitgave 2012 Puntig Trompé par le Tomtom DOOR FELIX PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDERS Half juni keerde ik terug van een verblijf van vijf dagen in het Benedictijnerklooster te Clervaux, Luxemburg. Jawel. Samen met een goede vriend kom ik gemiddeld tweemaal per jaar prettig tot rust in dit honderd jaar oude oord, geschoeid op de leest van Solesmes. De monniken daar slinken ernstig in aantal en over een jaar of twintig zullen plekken als deze in West-Europa geheel verdwenen zijn. Hetgeen ik betreur, al is het maar omwille van de diversiteit in de samenleving. U denkt daar mogelijk anders over, maar daar wil ik het hier verder even niet over hebben. Nee, het gaat mij in deze column over professionaliteit en de moed om van gebaande paden af te wijken. Op de aios-terugkomdag hadden we daarover laatst een levendig debat. Kijk, protocollen: daar lusten ze in Clervaux wel pap van. Geen maandelijkse nieuwe standaard in Huisarts en Wetenschap, maar gewoon eeuwenoude en muurvaste richtlijnen waar geen speld meer tussen te krijgen is. Voor de monnik is het de kunst om je daaraan geheel over te geven zodat er een ‘innerlijke weg’ kan ontstaan. Toch blijft het ook hier (Solesmes is een tamelijk strenge tak aan de monnikenboom) natuurlijk wel mensenwerk en dan vermeld ik bijvoorbeeld – en ik was erbij – die ene oude pater die tijdens de gezamenlijke maaltijd-in-stilte eens zijn vork liet vallen. Kletterend ontplofte er een bom. Ik zag hem toen opstaan, naar de abt toelopen en neerknielen in afwachting van het vergevende handgebaar. Een vernederend ritueel? Ik ga niet zeggen dat het niet zo is, maar tegelijkertijd herbergt het feit dat een mens bereid is om heel zijn handel en wandel naar het daglicht te brengen, in principe een buitengewoon volwassen attitude. Als je oprecht voor jezelf durft uit te komen, maakt ‘een abt’ (het gezag) altijd een vergevend gebaar. Zelfs van ingesleten kloosterprotocollen kun je dus afwijken, mits je het maar doet met een open vizier. Hoe wij ons ‘dienen te gedragen’ en daar ook weer van af te wijken: ook niet-monniken hebben daaraan soms de handen vol. Als reïntegratiecoach begeleidde ik eens een uroloog, die tegenover zijn collega’s uit de maatschap niet dorst toe te geven dat het trillen van zijn handen hem het opereren onmogelijk maakte. Ook naast zijn véél jongere, tweede echtgenote dorst hij niet zwak te zijn. Uiteindelijk kon ik hem ertoe bewegen om zich ziek te melden en daarover ook in gesprek te gaan met zijn omgeving. En nog even over Clervaux: daar genoten mijn vriend en ik, op zaterdag, smakelijk van de vrachtwagen die zich seulement had verlaten op de tomtom, allerlei rode borden met duidelijke waarschuwingen voorbij was gereden en uiteindelijk vast was komen te zitten in het grote, donkere bos. Er was een grote trekker voor nodig om hem te bevrijden uit de modder. Ik wil maar zeggen: dat andere mensen voor jou de route willen bepalen of bepaald hebben is heel fijn – maar geef je gezonde verstand niet weg. Voor ons als professionals betekent het dat je moet durven afwijken van een protocol om je eigen wijsheid te kunnen volgen. En met betrekking tot dat laatste heb ik voor u nog een boeiend verhaal (met dank aan Rob). Bij het zogeheten ‘bungyjumpen’ schrijft het protocol voor dat de lengte van het elastiek afgesteld wordt aan de hand van het gewicht van de springende persoon. Nu schijnt het zo te zijn, dat sommige vrouwen er een handje van hebben om hun gewicht stilletjes naar onderen af te ronden. Deden ze dit maar openlijk want u kunt zich de ramp voorstellen die zich nu gaat voltrekken, tenzij de instructeur het opgegeven gewicht eigenhandig corrigeert. Kortom: protocollen zijn goed en dat je daarvan afwijkt is soms héél wijs. De enige uitzondering op het advies omtrent het ‘open vizier’ betreft de situaties waarin het gaat om het gewicht van een vrouw. 27

28 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication