19

1 e uitgave 2013 Methode In deze cross-sectionele analyse wordt informatie van 754 polyfarmaciepatiënten meegenomen. De POH verrichtte een huisbezoek om het medicatiegebruik en de kennis van de medicatie te inventariseren. Juist benoemen van de anatomische tractus werd als goede kennis gekwalificeerd. Om te onderzoeken welke variabelen samenhangen met medicatiekennis zijn er multivariate statistische analyses uitgevoerd. Resultaten Polyfarmaciepatiënten gebruiken gemiddeld negen voorgeschreven medicijnen en een zelfzorgmiddel. Van de voorgeschreven middelen is 51% cardiovasculaire medicatie. Kennis van de indicatie van de medicatie is teleurstellend. Slechts 15% van de patiënten weet de indicatie van al hun voorgeschreven medicijnen en maar 49% weet de juiste indicatie van minstens driekwart van hun medicatie te benoemen. Factoren die gerelateerd zijn aan slechtere kennis zijn groter aantal medicijnen en leeftijd boven de 80 jaar. Vrouwelijk geslacht en het samenwonen met anderen lijken gerelateerd aan betere kennis. Opleidingsniveau van de patiënten hangt niet samen met kennis van de indicatie. Conclusie Polyfarmaciepatiënten hebben een teleurstellende kennis van de indicatie van hun medicatie. Vooral de meest kwetsbare patiënten zijn zich minder bewust van de indicatie van hun medicijnen. WESP-student: Nicolle Hesselmans en Anouk Kemper Schouderklachten BEGELEIDERS: RAMON OTTENHEIJM PROJECTTEAM: JOCHEN CALS, ALBINE MOSER, ROB DE BIE, GEERT-JAN DINANT Achtergrond Het diagnostisch proces van schouderklachten is complex en de prognose is ongunstig: na één jaar is 40% nog niet genezen. Uit onderzoek blijkt dat het niet mogelijk is een patho-anatomische diagnose te stellen op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek. In 80% van de gevallen betreft het een subacromiale aandoening, waarbij echografie een accuraat diagnostisch middel is. Ondanks de beperkte waarde van de echo volgens de NHG-standaard, stijgt het aantal echografie aanvragen. Doel Een beter inzicht verkrijgen in het perspectief van de huisarts op het diagnostische proces van schouderklachten: 1. Welke classificaties gebruiken huisartsen? 2. Welke problemen ervaren zij in het diagnostisch proces? 3. Hoe gaan ze met deze problemen om? Methode Data verkregen uit semigestructureerde interviews met 18 huisartsen werden geanalyseerd door coderen en categoriseren volgens de constant comparative method. Resultaten Vanuit de data zijn drie hoofdcategorieën ontstaan: 1. Grote variëteit aan diagnostische classificaties. 2. Wisselende invloed van eigen ervaringen en NHG-standaard op het diagnostisch proces 3. Diagnostische onzekerheid resulteert niet in een eenduidig aanvullend diagnostisch beleid. Uitkomsten konden niet gerelateerd worden aan bepaalde artskenmerken. Conclusie De NHG-standaard, die een eenvoudige diagnostische aanpak van schouderklachten adviseert, lijkt van beperkte waarde bij de knelpunten die huisartsen ervaren in het diagnostische proces. Zowel bij huisarts als patiënt is er op enig tijdstip behoefte aan een specifiekere diagnose. Verder onderzoek is nodig naar een juiste oplossing voor deze complexiteit, mogelijk in de vorm van het integreren van echografie in het diagnostisch proces. Nicolle Hesselmans en Anouk Kemper 19 op één lijn 45

20 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication