5

op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Lunchbesprekingen Bewust versterven als zelfgekozen levenseinde DOOR MARK MARTENS, SPECIALIST OUDERENGENEESKUNDE, VIVRE MAASTRICHT Een korte weergave uit de KNMG-handreiking ‘De rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde’ en de praktijk van het verpleeghuis en hospice. Bewust versterven is een term die gebruikt wordt voor het zelfgekozen levenseinde door vocht- en voedingsonthouding, veelal in gevallen waarin er sprake is van ‘voltooid leven’ of ‘lijden aan het leven’ en men geen ingang voor een levenseinde middels euthanasie vindt of dit om uiteenlopende redenen niet wenst. Het gaat om zo’n 2.500 geregistreerde gevallen per jaar. In tegenstelling tot euthanasie of aanzetten tot c.q. hulp bij zelfdoding valt deze vorm van zelfgekozen levenseinde juridisch niet onder het Wetboek van Strafrecht en betreft het hier een natuurlijk overlijden. Wanneer een patiënt dit onderwerp ter sprake brengt, heeft een arts vanuit zijn rol als goed hulpverlener de plicht om het gesprek aan te gaan, hem te informeren over de voor- en nadelen en te begeleiden bij de uitvoering. Het is de arts ook toegestaan om zijn patiënt zelf op de mogelijkheid van bewust versterven te wijzen. Zolang een patiënt de consequenties van vocht- en voedselonthouding overziet en redelijkerwijs de voor- en nadelen kan afwegen, is er geen reden om aan de wilsbekwaamheid op dit vlak te twijfelen. Idealiter zien we het traject van versterven door vocht- en voedingsonthouding rustig en voorspoedig verlopen via Volgende Broodjes • Dinsdag 16 april • Donderdag 25 april • Dinsdag 7 mei • Donderdag 16 mei • Dinsdag 21 mei de weg van dehydratie naar uremisch coma, waarin een patiënt langzaam en vredig wegzakt. De praktijk laat echter een zeer uiteenlopend beloop zien. Zo kan er een sterke honger- of dorstprikkel ontstaan, die het voor de patiënt moeilijk maakt om door te zetten, ondanks zijn intense wens tot sterven. Het voert hier te ver om stil te staan bij de fysiologie van de dorstprikkel in deze fase, maar een belangrijke – en beïnvloedbare – factor speelt de mondvochtigheid. Even belangrijk is ondersteuning en afleiding, ofwel: psychosociale begeleiding. Mocht het symptoom echt refractair worden, dan kan er intermitterend gesedeerd worden om de zwaarste periode te overbruggen. Bij een langduriger traject – door bijvoorbeeld toch nog enige vochtintake – of een reeds marginale uitgangsconditie kan snel een toestand van cachexie ontstaan, waarin onder andere problemen als decubitus, pijn en existentiële problematiek zich voortdoen, welke ieder hun specifieke aanpak behoeven. In plaats van een uremisch coma kan een uremie ook leiden tot een delirant toestandsbeeld, welke op de gebruikelijke wijze, i.e. met antipsychotica, te behandelen is of indien refractair: via palliatieve sedatie. Zoals in de gehele palliatieve zorg geldt ook hier dat anticiperen, bij voorkeur multidisciplinair, het sleutelwoord tot een waardig levenseinde is zonder steeds achter de feiten aan te lopen wat symptoomcontrole betreft. • Donderdag 30 mei • Dinsdag 4 juni • Donderdag 13 juni • Dinsdag 18 juni • Donderdag 27 juni Van 12:30 tot 13:30 uur, in collegezaal B0.124, Debyeplein 1 Om op de verzendlijst te komen: mail naar ria.lumeij@maastrichtuniversity.nl 5

6 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication