41

op één lijn 46 2e uitgave 2013 Gezondheidsrechterlijke kwesties Werkzaamheden van de tuchtcolleges DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE Arie de Jong Doel van het tuchtrecht De Wet BIG waarin het tuchtrecht is geregeld, heeft als doelstelling de kwaliteit van de beroepsbeoefening te bevorderen en te bewaken. De tuchtcolleges De tuchtrechtspraak wordt in eerste aanleg uitgeoefend door de Regionale Tuchtcolleges en in beroep door het Centraal Tuchtcollege. Er zijn vijf regionale tuchtcolleges: Groningen, Zwolle, Amsterdam, Den Haag en Eindhoven. De woonplaats van de aangeklaagde persoon bepaalt de bevoegdheid van het tuchtcollege. Als een klacht gaat over aangeklaagde personen die in verschillende ambtsgebieden wonen, bepaalt de plaats waar het handelen of nalaten waarover de klacht gaat, de bevoegdheid van het tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege is gevestigd in Den Haag. Klachtgerechtigden Een rechtstreeks belanghebbende is klachtgerechtigd, meestal de patiënt zelf. Als iemand klaagt over de behandeling die een ander heeft ondergaan, beoordeelt het college of deze klager een voldoende rechtstreeks belang heeft bij de behandeling van zijn klacht. Als het college vindt dat de klager geen voldoende rechtstreeks belang heeft, verklaart het college de klager niet-ontvankelijk. Er zijn ook andere mensen klachtgerechtigd. Dat zijn: • Degene die aan iemand die onder het tuchtrecht valt een opdracht heeft gegeven; • De werkgever of het bestuur van de instelling waar een vrijgevestigd arts werkzaam is; • De hoofdinspecteur of de regionale inspecteur voor de Gezondheidszorg; • De zorgverzekeraar bij wie de beroepsbeoefenaar is ingeschreven. Welke personen kunnen worden aangeklaagd? Het college behandelt alleen klachten over artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen. Per 1 januari 2012 is deze groep uitgebreid met physician assistants en verpleegkundig specialisten. Een klacht moet tegen een met naam genoemde persoon zijn gericht. Een klacht tegen een ziekenhuis of een instelling als zodanig neemt het college dus niet in behandeling. Het college is uitsluitend bevoegd om een klacht te behandelen als die klacht is gericht tegen een lid van de hiervoor genoemde beroepsgroepen én als deze beroepsbeoefenaar in het daarvoor ingestelde BIG-register was geregistreerd op het moment waarop de handeling waarover de klacht gaat, plaatsvond. Het college toetst het handelen van degene waarover is geklaagd aan de in artikel 47 van de Wet BIG vastgestelde normen. Een zaak wordt in eerste aanleg bij het bevoegde regionale tuchtcollege aanhangig gemaakt via een schriftelijke klacht. De bevoegdheid tot het indienen van een klacht vervalt door verjaring in tien jaren. Het vooronderzoek Voordat het college een klacht in de raadkamer of op een zitting behandelt, vindt een vooronderzoek plaats. Als het klaagschrift aan de eisen voldoet, stuurt het college een kopie aan de aangeklaagde persoon en vraagt ze om schriftelijk op de klacht te antwoorden. Na ontvangst van het antwoord krijgt de klager de gelegenheid daarop schriftelijk (repliek) te reageren. De aangeklaagde mag daar desgewenst nogmaals op antwoorden (dupliek). Ook kan de door de voorzitter aangewezen vooronderzoeker aan derden inlichtingen vragen, bijvoorbeeld aan andere behandelaars of instellingen. Als alle noodzakelijke informatie is verzameld, stelt het college de klager en degene over wie is geklaagd in de gelegenheid mondeling te worden gehoord. Als partijen van deze mogelijkheid gebruik maken, kan degene die het vooronderzoek verricht, proberen een minnelijke oplossing tot stand te brengen. Als een minnelijke oplossing mogelijk blijkt, wordt de klacht vaak ingetrokken. In sommige gevallen vindt het vooronderzoek direct plaats na ontvangst van het antwoord van verweerder op de klacht. In die gevallen wordt vaak van verdere stukkenwisseling afgezien. 41

42 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication