op één lijn 49 2e uitgave 2014 Samen (werkt het) beter Werkbare wetenschap in de praktijk DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT EN LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Het belangrijkst doel van onze zorg is dat de patiënt er beter van wordt. Maar hoe doen we dat? We moeten daarvoor weten wat de beste zorg is en wat de patiënt die tegenover ons zit, op dat moment nodig heeft. Kennis van de stand van de wetenschap is hierbij van belang. Onderzoek heeft ons van alles afgeleerd zoals dieet en psychotherapie bij zweren van de twaalfvingerige darm, digitalis bij acuut hartfalen en behandelen van astma en COPD met aminophylline/theophylline. De meeste huisartsen worden via NHG en haar standaarden op de hoogte gehouden van de laatste stand van zaken. Op deze grote lijnen kan het handelen in de praktijk worden aangepast. Bedenk dat de update tijd van een standaard 7 (!) jaar is; in die tijd kan er van alles veranderen. Zo kwam recent in het nieuws: oordruppels bij een loopoor is effectiever dan antibiotica. Betere behandeling, minder resistentieontwikkeling. Dit staat nog niet in een standaard. Hoe pik je dit op in de praktijk? Tijdens het spreekuur komen zo allerhande vragen boven, of tijdens een leergesprek in de huisartsopleiding. De standaarden geven niet altijd antwoord op vragen die in de praktijk leven. Je kan dan zelf of met je aios een search doen met een zoekmachine zoals Pubmed. Maar dan dien je wel te leren hoe dat in zijn werk gaat en hoe je kritisch kunt lezen en interpreteren. Al deze zaken worden kort door de bocht samengevat onder Evidence Based Medicine (EBM). Kort door de bocht, want het echte werk begint pas na het zoeken en het lezen. Samen met de patiënt zoek je uit waar het probleem zit en wat daarvoor de beste oplossing is. Hier komt ook arts-patiënt communicatie om de hoek kijken: wat is de hulpvraag? En wat zijn de verwachtingen en waarden van de patiënt? Het echte EBM ligt op het kruispunt van drie cirkels: de persoonlijke klinische expertise van de dokter, het beste bewijs uit de literatuur en waarden en verwachting van de patiënt. Een richtlijn kan uitspraken doen over het nut van een PSA bepaling bij een man met plasklachten, maar wat blijkt? Mannen die bezorgd zijn over het verliezen van hun seksuele- en plasfuncties kunnen een aantal voor kwaliteit gecorrigeerde jaren verliezen door de screening, terwijl andere mannen jaren zouden winnen. 16 Het is dus van belang bij de vertaling van een richtlijn in de praktijk de waarden en verwachtingen van betrokkenen te kennen. Het NHG is dan ook van plan in de nieuwe versies van de standaard hulpmiddelen aan te reiken (keuzenhulpen) die huisarts en patiënt samen kunnen doornemen om tot een op de persoon gericht juiste beslissing te kunnen nemen. EBM bij ouderen is een stuk moeilijker omdat de standaarden tot heden op één specifieke klacht of aandoening zijn gericht, zonder een uitspraak te doen over comorbiditeit. Een huisartspraktijk kent echter veel oudere patiënten met multipele, chronische aandoeningen. Voor de huisarts is het vaak een puzzel om uit te maken welke richtlijn voor welk consult van de oudere van toepassing is. De enige uit weg is hier om samen met de patiënt af te wegen welk effect gewenst is, welke risico’s op bijwerkingen er zijn en wat de patiënt wil ondergaan. In de Toekomstvisie Huisartsenzorg staat, dat elke huisartsenpraktijk structureel dient mee te werken aan onderwijs, onderzoek of innovatie ten behoeve van de continuïteit en de ontwikkeling van het vakgebied. In 1950 was 7% van de huisartsen gepromoveerd (=schreven een proefschrift). Momenteel volgt 5% van alle huisartsen in opleiding een (AIOTHO) traject waarbij opleiding en promotieonderzoek worden gecombineerd. Daarnaast zijn er ook altijd huisartsen die tijdens hun loopbaan besluiten een promotie onderzoek te doen, veelal op een thema wat aansluit bij de eigen expertise. De huisartsopleiding stimuleert ook de wetenschappelijke ontplooiing van alle aios door ontwikkeling van en onderwijs in wetenschappelijk vorming. Ook de opleiders worden geacht deel te nemen aan deze scholing. Dit laat onverlet dat jaren van training de huisarts voorziet van diagnostische en therapeutische expertise. Met intuïtie en ervaring blijven dit belangrijke bepalende factoren in de dagelijkse praktijkvoering. Bovendien stelt de langdurige arts-patiënt verhouding de huisarts in staat om de waardes, de noden en verwachtingen van elke patiënt te begrijpen. De moderne wetenschappelijke huisarts verlaat de positie als controleur/bepaler van het besluitvormingsproces en functioneert meer als een adviseur in keuzes. Onzekerheid kan je als wetenschappelijk onderlegde adviseur, prima delen met de patiënt.
17 Online Touch Home